Documente Academic
Documente Profesional
Documente Cultură
Payal Ki Jhankar
Part I.
Payal ki Jhankar
Conceived and written by
Mrs. Manjusha Sarvesh Joshi
Kathak Dance Teacher
Indian Cultural Centre, Paramaribo
Surinam, S.A.
Dutch translation by
Book Lay-Out by
Published by
Indian Cultural Centre, Embassy of India, Paramaribo
Surinam, S.A.
PREFACE
Since I have come to Surinam I have been observing an indispensible need of a systematic
book, according to the course of Kathak dance from beginners to advanced level in one place.
The inspiration of writing this book started with my experience in Suriname as a Kathak dance
teacher at the Indian Cultural Centre.
When I interacted with the students the need of a combined Kathak book was their first
appeal. Here I could see the problem very closely. Since English is a versatile language known
throughout the world, I decided to make a book in English. Yet in order to reach the students in
Surinam and Holland I added a Dutch version so that it can be easily studied by them. I had
sincerely promised them and now the result is in your hands.
The dilemma of Foreign English speaking students and Dutch speaking students all around
the world has inspired me to assimilate and compile the full course of Kathak dance in two
volumes. The first volume contains the beginner and junior course (theory and practical), while
the senior and advanced level courses (theory and practical) are contained in the second
volume.
The specialty of this book lies in visual collection of maximum important aspects of Kathak
dance. According to me, dance is more of a practical nature and less theoretical. Hence I tried
to put all my efforts to make it more expressive and interesting. The main perspective is to
attract more and more people towards our incredible Indian culture.
PAYAL KI JHANKAR was my first work in Surinam. The first Indian dance competition in
2008 ever done in this country was a big success. We succeeded in fulfilling the promotion of
Indian culture country wide, for which I am heartily thankful to our former Ambassador Shri
Ashok Sharma, Director I.C.C. Mr. Y. L. Rao and my husband Mr. Sarvesh Joshi (technical
guidance) without whose support and help it could not be possible. On the request of local
people we have made different T.V. programs on important festivals like Holi, Diwali, including
other auspicious occasions regarding Indian culture and this was well appreciated by the people
of Suriname. This success made the name PAYAL KI JHANKAR very close to my heart and
became associated with the feeling of promoting Indian asset. That is why this Kathak course
presented in this book is named:
PAYAL KI JHANKAR.
This book covers the theoretical as well as practical course for beginners and juniors of
Bhatkhande Music College Lucknow (deemed university), Prayag Sangeet Samiti Allahabad,
A.B Gandharv Mahavidhyala Mandal, Prarambhik Sangeet Bhushan course of Pracheen Kala
Kendra Chandigarh. It is also useful for all English medium students in India and abroad studying
in different institutions and universities.
I will feel my labor fruitful, if this work may fulfill the requirements of the beginner and
junior level students of Kathak across the globe, especially in Dutch countries like Surinam
and Holland to some extent.
VOORWOORD
Vanaf mijn komst naar Suriname bemerkte ik dat er een noodzaak bestond voor een cursus
Kathak in boekvorm voor beginners tot aan het niveau van gevorderden. De inspiratie om dit
boek te schrijven begon met mijn ervaring als Kathak lerares verbonden aan het Indiaas Cultureel
Centrum in Suriname.
Tijdens de lessen met de leerlingen gaven zij aan dat een combinatie van de lessen in
praktijk aangevuld met een theoretische onderbouwing in de vorm van een boek voor hun
ideaal zou zijn. Ik begreep wat het probleem was. Aangezien Engels een wereldtaal is, heb ik
besloten het boek in het Engels te schrijven. Maar om ook de leerlingen in Suriname en in
Nederland te bereiken, heb ik er een Nederlandse versie bijgevoegd, zodat het makkelijker
door deze groep bestudeerd kan worden. Ik had hen beloofd dit te realiseren en zie daar het
resultaat, het boek wat u nu voor u heeft liggen.
Genspireerd door het dilemma waar leerlingen over de gehele wereld die het Engels of het
Nederlands spreken mee geconfronteerd zijn, stelde ik een totale cursus Kathak samen in
twee delen. Het eerste deel bevat een cursus voor beginners en junioren (theorie en praktijk)
terwijl de cursus (theorie en praktijk) voor de senioren en gevorderden opgenomen zijn in het
tweede deel.
De specialiteit van dit boek is dat u hierin een verzameling in beeld vindt van de belangrijkste
aspecten van kathak. De danskunst is in mijn visie meer praktisch van aard en minder
theoretisch. Vandaar dat ik geprobeerd heb het zo expressief en interessant mogelijk te maken.
Het belangrijkste doel is om zoveel mogelijk mensen kennis te laten nemen van onze ongelooflijk
interessante Indiase cultuur.
PAYAL KI JHANKAR was mijn eerste werk in Suriname. De eerste Indiase danswedstrijd
werd georganiseerd in 2008 en was een formidabel succes. We slaagden erin om de Indiase
cultuur over het gehele land te promoten. Hiervoor ben ik dank verschuldigd aan voormalig
Ambassadeur van India in Suriname de heer Ashok Sharma, de Directeur van I.C.C. de heer
Y.L. Rao en mijn man Sarvesh Joshi (techniek). Zonder hulp en ondersteuning van hen hadden
wij dit niet kunnen verwezenlijken. Op verzoek van de lokale bevolking hebben wij verschillende
televisieprogrammas geproduceerd naar aanleiding van hoogtijvieringen zoals Holi, Divali alsook
andere hoogtijvieringenbetrekking hebbende op de Indiase cultuur. Deze programmas kregen
veel appreciatie van de Surinaamse bevolking. Het succes heeft deze naam, PAYAL KI
JHANKAR, lag mij na aan het hart en ik associeerde het met het gevoel om het Indiaas erfgoed
te promoten. Vandaar dat deze Kathak cursus in boekvorm de titel draagt van:
PAYAL KI JHANKAR.
Dit boek beslaat zowel de theoretische- als praktijkcursus voor beginners en junioren van
het Bhatkhande Music College Lucknow (beschouwd als een universitaire opleiding), Prayag
Sangeet Samiti Allahabad, A.B Gandharv Mahavidhyala Mandal, Prarambhik Sangeet Bhushan
course of Pracheen Kala Kendra Chandigarh. Het is ook van toepassing op alle studenten
Engels in India en studenten die elders in de wereld aan verschillende instellingen of universiteiten
studeren.
Ik zal mijn werk als geslaagd beschouwen indien het de noden van de leerlingen van Kathak
op beginners en junioren niveau over de gehele wereld lenigt, en vooral in Nederlands sprekende
landen als Suriname en tot op zekere hoogte ook Nederland.
ACKNOWLEDGEMENT
To start any new project one always need support and guidence to furfill your goal.
This project could not be started without the support of Mr. Laxmangi Rao (oficcially),
Kavita Daryanani (Mental & Physically), to whom I am very thankfull.
My sincere thanks to Kum Kum Dhar (Head of Kathak departement) Bhatkande University
(Deemed) Lucknow. For giving the concent and approval for the prescribed course of Kathak
according to University.
I would like to give special thanks to Reshmi Nannan Pandey who had been so busy but still
coperated me with her full heart and translated the whole kathak course in Dutch. And made
the book reachable to maximum number of students in Surinam.
My thanks to Artiedebie Mahabiersing-Soekhai who had helped untiredly for the entire lay-out of
this book.
I Also give thanks to Shanta Bhagwandien for helping computer typing of the practical course
section three, for the book.
I give thanks to Nasir Jamal (India) for computer support and Ashajit Singh (India) for designing
the cover page of the book. And Special thanks to Paras Daryanani for support on the final layout and to Nasir Muzaffar for helping to provide the photograps.
My heartfull thanks to my husband Mr. Sarvesh Joshi for giving name to the book and his
valueble suggestions for support me time to time. And Also to my children for their patience.
My sincere thanks to Mr. Kanwal Jit Singh Sodhi, Honbl Ambassador and Mr. Sunil Bhalla,
Director, Indian Culture Centre, for there unending support and guidance to make this book
reachable to all dance lovers in Surinam.
Last but not the least, I thank my gurus Late Shri Subash Dixit, Dr. Purnima Pandey,
Dr. Poonam Nigam, Shri Ahmed Mia and Surendre Sakia who had given the knowledge to me to
spread further.
Hope this book will help the students of kathak all over Surinam.
Feel free to give suggestions for improvement of further ICC projects.
10
2.
3.
4.
5.
2.
3.
4.
5.
11
2.
3.
4.
Important terms used in Kathak dance : Tatkaar, Laya, That, Amad, Salami,
Stuti, Tihai,Ghumariya, Thah, Barabar, Dugun, Chaugun, Palta, Tukra, Toda
Chakkardar and Padhant.
5.
12
1.
2.
3.
4.
Jhaptaal sequence :
a. Tatkaar in Barabar, Dugun and Chaugun Laya.
b. One Amad of Ta Thei Tat.
c. One Salami {Rang Manch ka Tukda}.
d. Four simple Tukdas and Two chakkardar Tukdas.
e. Two simple Tihai.
5.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
13
2.
3.
4.
5.
6.
7.
14
1.
2.
3.
4.
5.
6.
LESBESCHRIJVING PRE-BEGINNERSCURSUS
MONDELING (20 punten)
1.
2.
3.
4.
Taal notatie : Taal, Sam, Tali, Khali, Avartan, Matra, Vibhag, Theka.
5.
1.
2.
3.
4.
5.
15
LESBESCHRIJVING BEGINNERSCURSUS
THEORIE (30 punten)
1.
2.
3.
4.
16
1.
2.
3.
4.
Jhaptaal sequentie
a. Tatkaar in Barabar, Dugun en Chaugun Laya.
b. Een Amad in Ta Thei Tat.
c. Een Salami {Rang Manch ka Tukda}.
d. Vier eenvoudige Tukdas en twee chakkardar Tukdas.
e. Twee eenvoudige Tihais.
5.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
18
1.
2.
3.
4.
5.
6.
CONTENTS
Page. 20
Page. 22
Page. 26
Page. 33
Page. 35
6. Divisions of Kathak Dance : Nartan Bhed, Tandava & Lasya, Margi & Desi.
Page. 37
Page. 40
Page. 43
Page. 46
Page. 50
Page. 55
Page. 60
Page. 62
PICTURES :
Page. 64-71
Page. 53-95
Page. 115-169
Page. 170
Reference Books :
Page. 172
19
20
DANCE
Dance is a delicate balance between Perfection & Beauty
Dance can be seen as the best communication between body & soul, which cannot be
expressed in words. The art of dancing itself comes from the body according to the mood &
situation of the human. Hence we can say:The art of moving the body in a rhythemical way,
usually on music, to express the emotions is called dancing. Sometimes especially in olden
days moves are used to narrate a story, The dancer has to create his mood according to the
character played & express in a rhythmical way, which is called as BALLEY (Nritya : Natika)
in present day.
Two beautiful sayings :
DANCE IS A SONG OF THE BODY, EITHER OF JOY OR PAIN : MARTHA GRAHAM
THE DANCE IS A POEM OF WHICH EACH MOVEMENT IS A WORD : MATA HARI
INDIAN DANCING
India is a land of culture .According to a saying every 100 km the culture changes (language,
costume, living style). With a vast variety of dance style, India sustain its beauty of dance as
one of the most precious heritage. Indian dance has created a special place world wide.
21
CLASSICAL DANCE :
The Natya -Shastra written by Bharat between 2 B.C and 2 A.D is the source for all forms
of Indian classical dance. It is regarded as the fifth Veda. All the classical dances are deeply
religious in content and relates to spirituality. They are one of the oldest heritage of India had, in
the form of culture. Mostly all the classical dances have been basically originated from temples
of their respective places. They are spiritual in the sense that the dance forms in temples were
dedicated to God or Goddesses of that region. It was not done for fun or outside the temples.
The classical dances were restricted to some special class of people (Pandits & Devdasi),
Their life is fully devoted to God (servant of God).
There are eight types of classical dances in India :
1. KATHAK
2. BHARATNATYAM
3. ODISSI
4. KUCHIPUDI
5. KATHAKALI
6. MANIPURI
7. MOHINIATTAM
8. SATTRIYA
22
FOLK DANCE
Folk dance appeared when amateur dancers in the cities discovered they could practice
traditional, that is peasant, dances for recreation and for stage presentation. These same
dances were being abandoned steadily by their original practitionars, the rural populations in
traditional cultures.
Prof. Alkis Raftis
The way of expression of common people give birth to Folk dance. As the classical dances
were confined to some special class of people and are only done in temples. Thus the folk is
basically the style which common people adopted to express the feeling in their own way. As a
matter of fact a person feel like dancing when he is happy, the style of using the body to
express the emotion. There are uncountable folk dances in India, which give the actual picture
of different culture & religion of past and present.
Every State of India have its own identity and is different from other in the means of :
language, ritual and martial forms, culture etc.
Some popular states and there folk dances :
1. JAMMU & KASHMIR :
4. HARYANA :
Dhamyal, Lahoor.
5. UTTAR PRADESH :
6. RAJASTHAN :
7. GUJRAT :
8. MAHARASHTRA :
9. GOA :
10. KARNATAKA :
11. KERALA :
13. PONDICHARI :
23
16. BIHAR :
17. ORISSA :
19. SIKKIM :
Cham, Shanag.
20. ASSAM :
21. MANIPUR :
22. TRIPURA :
CLASSICAL DANCE
FOLK DANCE
1. It is originated in temples.
It is originated in villages.
or proper guidance.
6. It is mainly devoted to god.
for performance.
8. It can be done solo or group both ways .
24
Types of Dances
Classical
Dance
Folk
Dance
25
26
BHARATNATYAM
BHARATNATYAM is one of the most popular classical danceform of south INDIA. The
former name of BHARATNATYAM was DASI-ATTAM. Where DASI means : The lady who
dedicate her whole life for servicing the god in the temple. And ATTAM means : Play or a drama.
So DASI-ATTAM is a dance drama done by Dasis in temple.
The teachers of Bharatnatyam are called NATTUVAN . There was a GURU-SHISHYA
PARAMPARA in olden days. The gurus use to teach without money & when the students start
performing & gaining something out of the art, then they offer a part of it to their guru through
out the life, without gurus they were not suppose to perform anywhere.
Rulers of Vijay Nagram state have played an important role to develop and popularize their
dance in Tanjore & other parts of India.
The sequence of Bharatnatyam :
1. Alaripu
2. Jatiswaram
3. Shabdam
4. Varnam
5. Padam
6. Tillana
7. Shloka.
The use of Mudras and Aesthetic Postures is very beautiful and determine. It requires a
mastery over the technique of movements.
ACCOMPANYING INSTRUMENTS :
Mridangam, Manjeera, Violin, Flute, small stic wooden base.
COSTUME :
A Silk Saree with contrast border is stitched in 5 piece costume. That comprises of: PYJAMA,
BLOUZE, WAIST COAT, SHORT FOLD DUPATTA & A FAN BETWEEN THE TWO LEGS TILL
KNEE OR SOMETIMES MIDHALF LENGTH. There is a specific jewellery called the TEMPLE
JEWELLERY, which is made of semi precious Stones & metal.
EXPONANTS :
Meenakshi Sundaram Pillai, Rukmini Devi Arundel, Balasaraswatie, Bhanumati, Yamini
Krishnamuri & Mrinalini Sarabhai are some of the famous dancers who contributed to this
classical form.
27
ODISSI
Odissi is a classical dance form of eastern India. By the 1930"s & 40"s very less surviving
dancers were left. But with the Abhinaya Chandrika & dance poses found in temples, Odissi
performers were revitalized. Odissi dance very soft, lyrical classical form, which depicts the
ambience of Orissi and the philosophy of its most popular deity, lord Krishna. The verses of the
Sanskrit play Geet Govind are use to depict the love & devotion of God.
In 20th Century Odissi has become one of the most popular classical dance styles. The
beautiful postures of distinct relationship of Krishna & radha make it a exceptional classical
dance form, when mastrerd, it is the epitome of fluid grace and has a distinctively lyrical quality
that is very appealing, odissi has been mentioned in sculpturs in temples like the Brahmeswara
and the dancing hall of the sun temple of the sun temple of konark.
ACCOMPANYING INSTRUMENT :
Mridanga, bansuri, Sarangi, Violin, Guru keeps the beat while pronouncing the bols with
manjeera.
COSTUME :
Dress is made of Odissi handlome Silk. A broad silver coins bely waist belt is used & all
other basic jewellery is in silver. A beautiful MUKUT of white artificial or original flower give the
look of a temple above the head.
EXPONENTS :
Shiv Mohan Mahapatra performers : Kelucharan Mahapatra, Sanjukta, Panigrahi, Pankaj
Charandas, Sonal Mansingh.
KUCHIPUDI
Kuchipudi originated from a small village in Andra Pradesh named Kuchilapuram. This
classical dance style is a beautiful blend of Tandava & lasya. The basic need of KUCHIPUDI
DANCER is to go through a proper training in dance, singing, speech, rhetoric, Sanskrit &
Telugu poetry. Siddendra Yogi, the Proginator of this form, presented a dance drama with boys
of the village, since then its got his recognition & every Brahmin family of the village ritually offer
at least one male member to be trained as an actor-dancer.
Kuchipudi plays are performed in the open air on an improvised stage at night. The
performance starts with Recital of extracts from the four Vedas. This is followed by Ganpati
stuti before the entry of the SUTRADHAR who narrates the dance-drama with its implication
and introduces the artists.
SPECIAL EFFECTS :
Elegant Footwork is an important aspect of Kuchipudi dance. In special performances, like
TARANGAM in which the dance is executed on the edge of the brass plates and moving the
plate with the feet to the tune of the accompanying music. Another distinct style is the formation
of beautiful floor patterns using efficient feet movements. Another feature is balancing a pot of
water on the head.
28
COSTUME :
The costume is the portray of the character being executed. In the ancient Kuchipudi
Yakshaganas, the costume for kings was heavy, consisting of a rich silk Dhoti, a long coat and
an angavastram (Shawl). Each king had a distinctive crown decorated with gold and coloured
stones. The characters wore earrings called Makarakundalamulu, Kantha-haaram and Bhuja
kiritlu. The Sutradharas costume included a turban, dhoti, rudraksha necklace and Tulsi Beads.
The costumes for the female characters include nine yard saree of silk. The royal stature of
Satyabhama in the dance drama was often depicted using an elegant silksari with gold zariborder.
ACCOMPANYING INSTRUMENTS :
A typical orchestra for a kuchipudi recital includes the MRIDANGAM, FLUTE & VIOLIN.
EXPONENTS :
Vedantam Laxmi Narayan Shastry laid the solo items. At present Raja and Radha Reddy.
KATHAKALI
Kathakali is a classical dance from Kerela. The dance drama styled in such a way, which
gives the message of : victory of truth over falsehood.
Where : Katha means a story & Kali means a play.
Its origin is guessed in the middle of The 17th century. Like most other traditional dancedrama, the themes of kathakali too are from the Indian epics : Ramayana, Mahabharata,
Bhagavata purana. The techniques and the scientific basis of the dance & drama are from the
ancient Sanskrit treatise Natyashastra, of Bharata Muni, also called the fifth veda. The dance
drama symbolizes the blending of Aryan & Dravidian culture & is presumed to have evolved
from the tradition of the region like :
1. KRISHNATTAM : Devotional song from Geet Govind dedicated to Lord Krishna.
2. RAMANATTAM : Drama from Ramayana Epic.
3. KUDIYATTAM :
4. THEYYAM :
Being a very enacting art, it demands STRENUOUS training of the body & Facial
movements. Kathakali is a combination of dialogue (drama) & Dance. Which brings myth and
legend to life in the temple, courtyards of Kerela. Todays Kathakali is based on two styles :
1. KALLADIKODA
2. KAPPLINGADAM
29
MANIPURI
Manipuri is a traditional dance of north east of India. Manipuri is a compoundof two words
in Sanskrit : MANI means jewel & PUR means land or city. This dance form with its lyrical
movements takes the mind on a peaceful journey. The people of the land were called Methei
and performed the ritual dance, the jagoi or circular dance, which is the precursor to presentday Manipur.
According to legends lord shiva and godess parvati are said to have danced in the valley of
Manipur & this tradition of dance continues till today.
There are two dance forms in Manipur :
1. Pangkholam : Drum dance
2. Kartalkolam : Cymbal dance
Themes from Geeta purana, Bhagwata puran & compositon from Geet-govind predominate the repertoire. Rasleela of Krishna & Radha form the core of the classical tradition.
Manipuri dance lays emphasis on involving the entire body, rather than the facial expression.
Bhangi Parangis, a special composition which spells out the grammer & technique of Manipur
dance.
INSTRUMENT USED :
Manjeera, dhol & kartal are the main instruments used in the dance.
30
COSTUME :
A stiff flayered skirt in white colour, under which on a hard round base a silk cloth is rapped
covering the legs in dark red or green colour with beautiful jurry & ambroiderry. The hair are tide
in a ball above the head on which the net dupatta is tied. A blouze of green or red colour in velvet
clothis wore by the dancers. The jewellery is always in silver.
Male dancers wear a yellow dhoti & a velvet coloured short kurta. Silver jewellery is
common in both, a heavy waist belt is wore by the male dancers, at the back a furry long hair
like accessory joined with a peacock feather crown is tied with the hair. A long tika on forehead
of chandan give a look of deity.
EXPONENTS :
Guru Singhajit Singh & his wife Charu Seja Mathur, Guru Atomba Singh.
MOHINIATTAM
MOHINI & ATTAM : Where the word MOHINI stands for lady who charms the spectator,
where as ATTAM means drama. Usually people use to link it to the mythological story of
samudra manthas. In which lord Vishnu came down in a form of a beautiful girl called mohini
who distributed the amrit to all the devtas.
Another story of BHASMASUR in which lord Vishnu came down in a form of beautiful girl
who danced before him and attract him through his expressions, atlast with her extacy finish
him through dance.
There is a common belief that perhaps the dance form got its name from this story. The
basic technique is lasya (feminine) & its full of Sringara rasa.
Maharaja Swati Tirunal nurtured the dance form of Mohiniattam in South west India. The term
MOHAM means beguiling enchantment exercised by a women on the opposite sex. The creater
of moham is mohini, Moham or enchantment is one of the noble and devini qualities.
ACCOMPANYING INSTRUMENT :
The main percussion instruments used in Mohiniattam is mainly EDAKKA (a unique
instrument as it can produce rhythm and melody simultaneously), Mridangam, Veena, Flute &
cymbals.
COSTUME :
The Mohiniattam dancers maintain realistic make-up & adorns a simple costume in
comparison to costumes of other dances, the dancer is attired in a beautiful white with gold
border Kasavu saree of kerela, with the distinctive white jasmine flowers around a French bun
at the side of her head.
EXPONENTS :
Most well known performers of this dance are Ms Bharati Shivaji.
31
SATTRIYA
The Sattriya dance technique today underlines Bhakti (devotion) as the main flavor of the
style. Surprisingly, the entire range of lyrics and texts used for dance has no mention of Radha,
the beloved of Gopi of Krishna, possibly because it would have meant condoning the emotion
of love between man & woman and called Shringara Rasa in classic texts. Sankaradeva ignored
Radha in preference to Gopis : a group of woman who pined for, loved and worshipped Sri
Krishna. This is a major point of departure from all other dance styles of India.
The grammer of this dance style as seen today comprises three elements or techniques
used in the gymnasium and called Maati Akhara, Ankiya Nat and Oja Palli. Matti Akhara consists
of 64 movements of dance that eschews story telling or expressional content. Therefore there
are 64 units of pure dance among which some denote male vigour, others the female grace
and the third may look neutral. Many ways of walk, jump, sit, and pirouette which are typical to
Sattriya have developed, imparting it a flavour and form all its own.
COSTUMES :
Dresses are made of Assamese silk. Mekhela chadar and gomocha are in cotton. Colours
like white and red are prominent as is the ubiquitous sandalwood mark on the forehead.
EXPONENTS :
Sankaradeva, Madhav Deo, Padmata, Srimant Sanskar Deo or Mahapurusha Sanskar
Deo.
32
2. PUNJAB
3.
GUJRAT
4. RAJASTHAN
Ghoomer
5. ASSAM
Bihu
6. MAHARASHTRA -
Lavni.
33
This dance is done by men, shout some words like Balle Balle, Oye hoye. The instruments
used are mainly Dhol, Nagara and Cymbals. The dress is so colourful with Kurta on top, Lungi
and a Turban. They recite witty couplets Known as Bolis.
Gidda on the conterary is done by Punjabi women. They stand in a semi circle clapping on
the rhythm of dhol while a pair or a single come out and dance on a couplet. They don colourful
Salwar Kameez which is their regional dress.
3. Ghoomer :
It is a well known folk dance all over India and abroad. Ghoomer means chakkar the dancer
use to take numerable rounds wearing the long Ghoomer lehengas. This dance is done by
women sometimes balancing pots on head while dancing. Before it was done by Rajput women
in the Maharajas court for celebrating Gauri puja. Today it is popular all time festivals or
occasions. The dance is performed to the accompaniment of musical instruments like the
Dholak, Shahnai (bean) and Dhantal.
4. Gurba and Dandiya :
Gurba is done by the women mostly in circle formation in honour of Goddess Amba. The
speciality lies in, the dance begins by placing perforated earthen pots with oil lamps or diyas
inside the pots symbolizing the embryonic life. Usually, loud rhythmic clapping keeps the brisk
tempo and soft moves give a traditional look of Gujarat. It is mainly done in Navratras in night.
When men perform it, the style is called Garbi.
Dandia is another most popular folk style famous around the world. This dance is said to
be one of the most ancient in its root originated approximately 5.000 years ago. It potrayed the
love-dance of the gopis with Radha and Krishna. It is performed by all community (men, women,
children) at the time of navratri. The beat for the dance is kept by the striking of two sticks with
each other in ones hand sand sometimes with the sticks of the other dancer. Dandiya Raas is
a very energetic, colourful and playful dance all time favourate for youth.
5. Lavani :
It is also one of the oldest style of performing folk, also called Tamasha done by the
Maharashtrian women. A gorgeous mulgi (woman) dressed in a navwari (a nine meter saree)
with a dazzling border and a gajra in full bloom adorning her hair, looking assal (real)
Maharashtrian, is seen swaying and swirling to the remix of Disla ga bai disla. This is one of the
art forms which has stood the test of time and has been rediscovered of late.
6. Bihu :
It is the most popular folk dance of Assam. Bihu is celebrated to mark the beginning of
spring festival, sometimes in mid April. This festival is known as Rongali Bihu. It is accompanied
by wild and lusty beats of the dhol, pepa (buffalo hornpipe), Gogona (a string reed attached to
a bamboo piece at the end), Takka (a portion of bamboo split to form a clapper). The songs are
mainly based on love (element of flirting), mostly performed by young men and women.
34
Ancient Period :
The roots of Kathak lays in the ancient RAAS DARBAARS AND KATHAKS. Like other
classical dances. Kathak is also originated in north Indian temples. There use to be pundits
(kathikas) who are the care taker and also at times they use to tell mythological stories to
common people with past time. They started narrating the story in a musical form and gradually
started using manual instruments as pantomime to accompany the recitation of the kathikas.
With the spread of Vaishnavism who thrived mostly in the temples. Lucknow is the place
where the earliest Kathakas came from the village called HANDIA named Pt .Iswari Prasad
Mishra and his brothers. The style brought was known as NATWARI NRITYA. Later with the
coming of Mughal Emperorsthis dance style went to courts and had a great impact of their
style lot of kathakas got place in court dancers like Prakash JI Daya lal ji & Harilalji.
35
Medieval Period :
The change of era bring kathak to the courts of Hindu Rajas as an entertainment for them.
The development of kathak was distinct in his own style. The verses using words in praise of
lord Krishna coupled with rhythmic syllables came to be composed and used in kathak.
The basic themes were same Mythelogical stories :
Hitherto Vaishnav : dominated Kathak. The result was that they sent for musicians and
dancers from Persia and central Asia. These dancing girls were known as Domnis, Hansinis,
Lolonis, and Hour kinis. Musical modes from Persia such as Yamini and Kafi were incorporated
into the Indian Raga system at the time of Amir Khusro. From mid 13th to early 14th, his genius
toushed not only music, but literature as well and so contributed towards the synthesis.
The Mughals brought political unity, economic stability social justice. They took tremendous
interest in Indian art & culture. The first step was taken by great emperor Akbar by marrying a
rajput princess. With the result that hindu dancers and musicians at long last performed in the
royal presence of Emperors direct Patronage. Kathak now entered its golden era.
The DHRUPAD style of music is essentially religious and had been connected with kathak
since the late 15th century (at the time of Tansen). The decline of the mughal Empire and the
rise of European power saw the gradual decadence of Kathak. It was this debased form of
Kathak (degenerated into voluptuous and sensual styles) which the European edventurers
called NAUTCH, which has the corruption of the Indian word NAACH meaning dance. The
first dancer of genius to break this embargo was Menaka.
Wajid Ali Shah of lucknow is one of great pillars who not only carry this style but also put
more aesthetic style. Thus different gharanas come into existence. The LUCKNOW GHARANA
was started by Maharaja Binda Din and Kalka Prasad. The JAIPUR GHARANA was started by
Bhauji.
Modern Period :
Modern Kathak combines abstracts of rhythmic elements (nritta) and the aspects of
expression as well as narrative aspects of movement (nritya). The coming of the British rule
brought new western influences to India which affected Indian culture negatively. The future of
Indian dance was imperiled. Indian dances had no reputed place in society and were merely
considered as dances with a sexual overtone instead of valuing the expressive or thematic
subtlety. Dr. Muthulaxmi Reddi. Was the first woman who protested against this misconception
of dance by launching an anti nautch compaign in Madras. As a matter of fact it was well
supported in the 1930s by performers like Uday Shankar, Rabindranath Tagore, Rukumini
Arundale and Sadhana Bose. Who opened dance institutions in different parts of the country,
which was the beginning of a new era in the field of dance in which the traditional values and
respect were restored. At present all Indian classical dances are held in high esteem throughout
world.
36
37
Qualities of Tandava :
Masculine, Energetic, Forceful, Full Of Fussion, Fearful, Odious and lots of other sentiments
related to it. As it is believed by ancient authors that when the world is poisoned lord shiva get
angry, he use to come out of his Samadhi and start dancing vigorously opening his Third eye.
The fearful dance is known to be Tandava. It is majestic heroic in nature. VEER and RAUDRA
Rasa are the two most prominent features of TANDAVA. The musical instruments like Naubat,
Shankh, Damaru, Bheri, etc accompany this dance.
Types of Tandava :
Abhinaya Darpana of Nandikeshwara and Bhavaprakasa have described eight types of
Tandava these are :
1. Sanghara Tandava :
2. Anand Tandava :
3. Tripura Tandava :
4. Kalika Tandava :
5. Sati and Shiva Tandava : Performed by Shiva and Sati represesnting the dance of eternal
man and woman depicting the unity of man and nature.
6. Ardhnaari Tandava :
7. Gauri Tandava :
8. Sandhya Tandava :
Qualities of Lasya :
Feminine, Gracefull, Delightful, Lyrical with tender feeling. The dance which arouses erotic
(love) sentiments with the help of rhythmic hand and body gestures with beautiful facial
expressions. It is believed that to express the feeling of love for lord shiva, Devi Parvati used to
dance to console him and to calm down his anger was called as Lasya. Goddess Parvati
taught this Nritya to Bharat and later to daughter of Banasura. In course of time, this devine art
came down to earth and became known as Bharata Natya all over India.
Types of Lasya :
1. Vishama : A dance which have varied movements, forward, rotator, etc.
2. Vikata :
3. Laghu :
In Laghu the more difficult movements are avoided, easy karans like Ancita are
alone included celebrate the victory of Lord Shiva on Demon Tripurasura.
38
To be Noted :
All the three varities of Nartan Bhed that is Natya, Nritta and Nritya bear this division of
dance Tandava and lasya characters in themselves.
39
40
41
SARANGI :
Taal and Laya are two basic pillars of Indian Music. Without having of the proper knowledge
of Taal and Laya its very difficult to be a good artist. Sarangi is one of the oldest instrument of
Indian music. Sarangi is a stringed instrument. It is played with the back of fingure nails. Sarangi
has no sweet voice that it can copy the human voice. It is a very tough instrument.
It plays a vital role in Kathak dance performance as the sarangi player plays a single musical
line called Lehra or a nagma in the taal and retain the tempo chosen and the kathak dances
has his rhythem cycle clear to which he performs. The Sarangi player keeps on playing the
lehra which is based on a particular raga as a refrain.
There are three gharanas of sarangi :
1. Banaras Gharana
2. Kirana Gharana
3. Delhi Sonpat Gharana
42
43
THAT : This term is generally used in the sense of That Bandhan or That Ka Baratana
means to build a structure of dance. It is mostly of one or two avartan of taal and in the end the
dancer stand in a beautiful pose. It is done just after the entry piece of a kathak performance.
The Laya (speed) of Taal is very slow (vilambit), while standing he gracefully use the minor
limbs (eyes, eye-brows, arms).
SALAMI : Salami means Salutation. Many scholars believe that with the coming of mughals
this style came into existence. As they brought this dance to the courts and in honour of the
king the dancer use to do salami. Its a separate composition in kathak which is Known as
Salami Ka Tukara. But now a days it is also known as Rangmanch Ka Tukara means the
piece dedicated to the stage.
AMAD : Amad is a Persian word which means advent or coming. According to some scolars
it is the entrance piece for the dancer. A composition consisting of repeated Tatkar syllables ,
sometimes a Paran or Parmelu is joined to make it more impressive. After building a structure
of dance by small pieces of 2, 3 or 4 matras here the dancer comes takes entry or amad. In
Lucknow Gharana the dancers finish vilambit laya with amad or paran judi amad and just after
that start drut laya start performing Tukdas.
HASTAK : Hast means Hand and Hastak means movement of hands. There are many types
of hand movements and it varies with different Gharanas. Mostly the basic hand movements
are same but, in Kathak every guru have its own style of interpretation. It is also Known as
Hastak Bhed.
PALTA : It is used specially before starting Gat-Nikas or Gat- Bhav. It is a kind of hand movement.
The dancer lift his left hand down and then upward taking round from right to left and then left to
right. This movement is also used after every tukara or paran while performing.
KAVITT : Kavitt means Kavita. It is a poetic composition set in some Taal. There are two
aspects of dance, technical and expression. Kavitt comes in Abhinaya (expression) part of
dance. Mostly stories of panghat, Krishna Radha katha, Raas etc are the themes on which the
words are based.
KASAK-MASAK : Moving the wrist with delicacy is called Kasak. Movement of breast in a
rhythmic way is known as Masak. These two actions are applied parallel to each other, specially
used in Gat, That and Amad.
KATAKSH : Looking on the side with erotic sentiments is known as Kataksh. It is mainly used
in Gat and That. Sometimes it is also used special parans like Durga paran, Shiv paran, etc
when dancer make a pose of God or Godesses.
GHUMARIYA : Ghumar means chakkar or rounds. Kathak is famous for its fast chakkars and
footwork, Jaipur Gharana is famous for excellent chakkars, dancer takes nonstop rounds
3,7,11,21,33It is one of the most attractive and difficult part of Kathak dance.
44
LAYA : Laya means Rhythm. The speed of the time passing in the action of singing, playing, or
dancing is called Laya in Indian Music. Mainly its of three kind these are :
1. Vilambit Laya- Slow speed is known as vilambit.
2. Madhya Laya- When the speed is neither fast nor slow, a medium flow of speed is known
as Madhya Laya.
3. Drutt Laya- When the speed is very fast its called Drutt Laya.
TAAL : The word taal comes from the Sanskrit word Tal, which means palm of the hand. In
olden days by clapping the hand the people keep a time check hence it was called Taal. The
practice is still in vogue. Taals are constituted on the basis of different number of matras or
beats.
SAM : The first matra of the taal is called Matra. It is denoted by x.
TALI: Tali means clap. When we clap to show the parts (vibhag) or when you switch from one
part to another by giving a clap its called Tali.
KHALI : Khali means Void. When the change of vibhag in any taal is shown by just extending
and shaking palm, this action is called Khali.
MATRA : Matra means the Beat. The smallest unit of time is called Matra. Every taal have
different number of matras. In Indian music there is a very important role of matras. The
performance is totally based on matras.
VIBHAG : In every Taal all the matras or beats divided into few parts. These divisions of matras
are known as Vibhag. These vibhagas regulate the motion of the Taal.
THEKA : The basic syllables of the Tabla is known as Theka. The theka boles (syllables)
depend on the tali, khali, vibhag of that particular taal. Sometimes there are two taals of equal
matras then only by theka you can differentiate between the two taals.Theka gives an indisputable
form to taal.
AVARTAN : The one full circle of all the matras of tal is known as Avartan. One avartan of any
taal will give you the whole picture of the taal like (matras, vibhag, tali, khali..).
45
46
lehenga cholis and a dupatta with elegant and beautiful ornaments. Sometimes they would
also tie sarees in the form of a lehenga choli. The gents used to wear a churidaar kurta with a
dupatta tied at the waist.
Dance style :
The founder of this Gharana Janki Prasadji has maintained the dance style in such a way
that if the dancer performed to the Bols of the Tabla and the Pakhawaj, then the credit went to
the percussionist, for it was their bandish or compositions that the dancer emphasized in the
dance. Then the dancer used to dance on the natwari bols and composition. There are twelve
compositions on the Natwari Bols series. this distinguishes the Benaras gharana from the
other gharanas. Another noteworthy feature is the way of performing Tatkar with the heels; also
the position of the feet and the postures are different. The Bols have no space for Chakkars,
and the style of Thaat and Tatkar are absolutely different. Both Sunayana Hazarilal and Krishna
Kumar have been assiduously following the tradition of their family, and are training their disciples
in the specialties of the Jankiprasad (Benaras) Gharana.
LUCKNOW GHARANA :
Origin :
In 1555 A.D. The Mughal King Humayun got victory over the area Ayodhya which then
became a part of the Mughal Empire. With the successive generations the official name of the
town of Ayodhya also became Avadh. The Lucknow Gharana of Kathak dance developed during
the reign of Asaf-Ud-Daula (1775 A.D.-1798 A.D.) and Wajid Ali Shah (1847 A.D.-1856 A.D.).
With the patronage received from the Nawabs of Avadh, Lucknow soon acquired fame as a
centre of art. Ishwari Prasadji, the famous Kathak exponent, hailed from village Handiya in
Allahbad and there his family with most morality continued the passion of Kathak dance. During
the Mughal period Kathak got great respect, though the style had been changed a lot. But the
art of Kathak, as it developed in Lucknow, continued to flourish and even as we see its course,
we realize that so many factors have contributed to its growth.
Costume of Lucknow Gharana :
With the advent of the Muslims the constumes changed. The male dancers used a tight
angarkha, a sort of a coat, a jacket, a churidaar payjama and a cap. The female dancers also
dressed in churidaar pyama, a long-sleeved dress, a tight vest and a cap. Beautiful heavy
ornaments added to the beauty of the dancers, and the hundreds of ankle bells (ghungroos)
created a mood of dance.
Dance style :
The flowering of the Lucknow Gharana of Kathak was done by the brothers Kalka Prasadji
and Bindadin Maharajji, where Kalikaji specialized in rhythm and layakaries. On the other hand
Bindaji was a great poet and composer. During the period of Wajid Ali Shah, the last nawab of
Awadh, Lucknow Gharana received a great impetus. It is said that the Thumris were introduced
by him in dance which is now a big part of Abhinaya in Kathak. Kathak already has this element
in its Nritya aspect, but with the introduction of the Thumris, Dadra, Bhajans and Ghazals in
dance it provided additional scope for bhava. The main aspect which makes Lucknow Gharana
different from other Gharanas is the Nazakat (delicacy) and Khubsurati (beauty) of the school
of Kathak. Birju Maharaj, Manna Shukla, Ram Mohan are some of the recent Kathak dancers
of the Lucknow Gharana who are teaching and contributing to this great Gharana.
47
LUCKNOW GHARANA
48
JAIPUR GHARANA
BANARAS GHARANA
49
USES : This style is used at the beginning of the nritya, sin sitting for prayers etc, in pride and
feind anger of love stupefaction (unable to think) and cessation (an act of stopping).
2. UDVAHITTA : When the head is raised up it is known as Udvahita.
USES : To see the objects above your eye level like, the sky, the moon, the sun, a mountain
clouds also to pray god (seeing towards god). Wise people also use udvahita head.
3.
USES : It is used to see the things below the eye level. For bowing, when feeling bad for
something, feeling shy.
50
USES : It is used to show possession of an evil spirit, fainting, sleepiness, a wild or uncontrolled
laughter.
5. DHUTA : When the head is turn from left to right or right to left it is called Dhuta.
USES : Showing unwillengness, to call for someone from sides, astonishment, forbidding, or
discouraging.
6. KAMPITA : Moving the head up and down is said to be Kampita.
USES : Inviting the deities, hinting, to denote the offence or for enquiry.
51
7. PARAVRATTA : When the face is turned round the head is called Paravritta.
USES : In denoting the command, turning away the face, quiver (shiver) with anger.
8. UTKSPITA : When the head is thrown or raised aside up it is said to be Utksipta.
USES : To think for something, a wava look, to denote the command or request.
9. PARIVAHITA : When the head is moved side to side like a chauri, the head is called
Parivahita.
USES : Satisfaction, approval, uttering praises for god, cogitation (to think deeply).
These are the nine Head movements use for different purposes or expressions while
acting or dancing. They are very important to know for a good performer.
52
GLANCES :
Eyes are one of the most important part of dance as well as drama. Its a saying, that :
Ankhe wok ah jaati hain jo zuban se kaha na jaye..
That means without speaking a word you can express your feeling through eyes. According to
Abhinaya Darpana there are eight types of glances :
1. SAMA : The straight glance or Nigah, without moving the eye lashes is called Sama. It is
use in the beginning of the performance, an effort to guess what another person is thinking.
2. ALOKITA : Its a keen glance to see all around or gazing quickly with open eyes. It is used
to denote objects around.
3. SACHI : When u look on one corner of an eye, it is known as Sachi. It is used to give a hint
to someone, a weard look, making a mark of an arrow (Kataksha used in that) or remembering.
4. PROLOKITA : When you look side to side right to left or left to right this is known as
Prolokita. It is used to denote things situated on either side, excessive affection, moving and
idiocy.
53
According to Bharat Natya Shastra the movements of the eye-brows are seven in numbers :
1. SAHAJA :
2. PATITA :
3. UTKSHIPTA : When the eyebrows are raised or thrown up either together or each in turn
then the movements of the eyebrow is called Utkshipta. It is suited to Women
characters to express indigination, argument, watching, listening, & playfull,
or Amorous blandishments.
4. RECHITA :
5. KUNCHITA : When one or both of eyebrows are gracefully curved or bent then it is
called Kunchita or Nikunchita.
6. BHRUKUTI : Raising both the eye brows completely from the roots is called Bhrukuti.
It is used to Indicate anger.
7. CHATURA :
When both the eye brows are smartly extended with a slight throbbing and
curving it is called Chatura. It indicates agreeable contact, love and dalliance.
2. TIRASCHCHINA : The neck making an upward movement on both the sides like the gliding
of a snake. It is used to denote exercise with a sword and then gliding
of the snake.
3. ARIVARTITA :
When the neck is move from right to left like a half moon it is called
Parivartita. It is used to denote female dance and kissing.
4. PRAKAMPITA :
When the neck is moved backward and forward like the movement of
a pigeons neck. It is likely to say as u and me. It is also sometimes
when you get shocked after hearing something or to hear claearly
(hmm sound).
54
ASANYUKT MUDRAS
55
1. PATAKA :
2. TRIPATAKA :
3. ARDHPATAKA :
4. KARTAIMUKH :
5. MAYURA :
6. ARDHACHANDRA :
7. ARALA :
8. SHUKATUNDA :
9. MUSHTI :
10. SHIKHAR :
11. KAPITTHA :
56
12. KATAKAMUKH :
13. SUCHI:
14. CHANDRAKALA :
15. PADMAKOSHA :
16. SARPASHIRSHA:
17. MRIGASHIRSHA :
18. SINGHMUKHA :
19. KANGULA :
20. ALAPADMA :
57
21. CHATURA :
22. BHRAMARA :
23. HANSASYA :
24. HANSPAKSH :
25. SANDANSHA :
26. MUKULA :
27. TAMRUCHADA : It is used to denote a Cock, a Crow, a Camel, a Calf and a pen.
28. TRISHULA :
29. VYAGHARA :
30. ARDHASUCHI : It is used to denote the big worms, young ones of a bird and a sprout.
31. KATAKA :
32. PALLI :
58
29
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
30
Pataka
Tripataka
Ardhapataka
Kartarimukh
Mayura
Ardhachandra
Arala
Shukatunda
Mushti
Shikar
Kapittha
Katakamukh
Suchi
Chandrakala
Padmkosha
Sarpashirsha
31
32
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
Mrigashirsha
Singhmukha
Kangula
Alapadma
Chatura
Bhramara
Hansasya
Hanspaksh
Sandansha
Mukula
Tamruchada
Trishula
Vyaghra
Ardhsuchi
Kataka
Palli
59
BINDADIN MAHARAJ
He was born in 1830 in Handia Tehsil in Allahabad. He was the originator of of his
Gharana, popularly and widely known as Lucknow Gharana. He together with his brother Kalka
Prasad, brought a renaissance in Kathak and raised it to a high level of polished and extremely
stylized dance. His father Durga Prasad have three sons namely Bindadin Maharaj, Kalka
Prasad and Bhairon Prasad. As Bindadin ji has no children, he gave the utmost training to his
nephew Acchan Maharaj. Bindadin started learning at the age of nine years and practiced only
Tigdha Dig Dig for three years, Twelve hours a day.
It is said that once as a mere boy he had discussion regarding Taal, Pakhawaj wizard
Kudau Singh in the Court of Nawab Wajid Ali shah. Thakur Prasad was an employe at that time
at the court. He was very much Perturbedon the behavior of Binda and was afraid of any kind
of humiliation in the court. On one side 12 yrs. Binda {child} was there and other side Tabla
Mastro king Kudau Singh. Thakur Prasad asked Binda Stand up for his performance. Everyone
one was surprised to witness the dexterity of Binda and acknowledged that Bindadin was
much more in form than Kudau Singh. Nawab was so pleased that he presented binda with
enormous wealth, on attaining maturity. Bindadin has become very famous for his art and also
earned an appreciable amount of money.
He was also an expert in singing and composing Thumri. Gauhar jaan, Zohra Bai and
other were his disciples. It is said that he composed 1500 new type of Thumris. He was man
of character and used to lead a simple life. He went out of Lucknow for some time with Thakur
Prasad. There after he went to Nepal and further to Bhopal and was warmly welcomed at both
the places. He was not only acclaimed as a great dancer at these places but also received a
large amount of riches of gifts. He was a devote of lord Krishna. His portrait shows that at the
time of dancing he used to put on Achkan, Churidar and dupatta. He died in 1918.
60
KALIKA PRASAD
He was recident of Banaras. He preferred to stay there and propogate the Kathak style of
dancing and also Thumri singing of his gharana. Both the brothers Bindadin and Kalika were
responsible for promoting Kathak at a high pedestial of art and aesthetic on that place. Besides,
Kalika Prasad was an expert singer, especially he had profound Knowledge of Thumri. In
abhinaya expressing the emotions in the Thumri songs and in exhibiting the tenderness and
shringara rasa. Many famous female thumri singers of that time were his disciples. He was a
simple and social individual and was never proud of his achievements. He had a life of austerity.
He had three sons namely : Achchan Maharaj, Baijnath Prasad {Lacchu Maharaj}, and Shambhu
Maharaj.
61
62
1. Paluskar Pandhati :
In this system a sign of matras (the beats) is marked under or above every Bol. Signs
prescribed for different matras are like the following:
In this system to denote the Sam 1 and for a Khali a sign of plus (+) is marked under or
above the prescribed Bol. In the same manner at the place of the change of Vibhaga number of
the first matra of that particular Vibhaga is marked. This number also indicates Tali fixed for
that Vibhaga.
According to this system we will write Theka of Ektaal in this way:
DHIN DHIN DHA ge TI ra ki ta TU NA KA tha DHA ge TI ra ki ta DHI NA
2. Bhatkande Pandhati :
In this system, numbers of matras like 1 2 3 4 are written above the bols. For the indication
of the Sam a sign of a cross (x) and for Khali a Zero (0) is placed under that particular Bol and
Matra number.
In the same manner, the number of Tali is marked under the Bol. All the syllables written
under any number or marked by a bracket are supposed to be used in that particular matra
only.
When a Bol or Matra is extended to some limit or when some part of it is to be passed
without any action then a sign of Avagrah (S) or desh (-) is used. A straight line ( I) is drawn for
the change of Vibhaga. According to this system we will write Ektaal in this way :
DHIN DHIN DHAGE TIRKITA TU NA KA TA DHAGE TIRKITA DHI NA
This system is more clear, easier, and much more in practice.
63
PICTURES
FOTOS
64
Kathak Dance
Bharatnatyam Dance
Bharatnatyam Dance
65
Odissi Dance
66
Kathakali Dance
Manipuri Dance
67
Mohiniattam Dance
Satriya Dance
68
Rauf Dance
Gidda Dance
Bhangra Dance
69
Garba Dance
Dandia Dance
Kalbelia Dance
70
Bihu Dance
Lavani Dance
71
Syllabus in
Dutch
Syllabus in het
Nederlands
72
INHOUD
THEORIE :
Pagina. 74
Pagina. 76
Pagina. 79
Pagina. 87
Pagina. 90
Pagina. 92
Pagina. 95
Pagina. 96
Pagina. 99
Pagina. 104
Pagina. 107
Pagina. 111
Pagina. 113
73
74
De Indiase klassieke muziek heeft een van de meest ingewikkelde complete muziek systemen
die er ooit ontwikkeld is.
De twee belangrijkste stromingen van de Indiase klassieke muziek zijn:
1.
2.
DANS :
Dance is a delicate balance between Perfection & Beauty (Dans is een verfijnde balans
tussen Perfectie en Schoonheid).
Dans kan gezien worden als de beste vorm van communicatie tussen lichaam en ziel, wat
niet in woorden kan worden uitgedrukt. De danskunst vloeit voort uit het lichaam in
overeenstemming met de stemming en de toestand waar de mens zich in bevindt. Daarom
kunnen wij zeggen dat dans de kunst is van het bewegen van het lichaam op een ritmische
manier, meestal op muziek om zo gevoelens uit te drukken. Soms, vooral vroeger, werden
bewegingen gebruikt om een verhaal te vertellen. De danser dient zijn stemming te creren
afgestemd op de persoon die hij moet uitbeelden en hij dient dit uit te drukken op een ritmisch
manier. Dit wordt tegenwoordig BALLET (Nritya natika ) genoemd.
Twee mooie gezegden zijn :
Dans is een lied van het lichaam, een lied van vreugde of pijn - Martha Graham
De dans is een gedicht waarbij iedere beweging een woord is - Mata Hari
INDIASE DANS
India is een land met vele culturele uitingen. Er is een gezegde dat om de 100 km de cultuur
verandert (taal, klederdracht, levenswijze). Door haar grote variteit aan dansstijlen heeft India
de schoonheid van dans behouden als een van haar dierbaarste erfenissen. De Indiase dans
heeft een speciale plaats in de wereld.
De belangrijke betekenis van dans in de Indiase klassieke muziek.
1. Het visualiseert het lied.
2. Het opent een grote fantasiewereld voor het publiek.
3. Het is de beste manier om belangstelling te kweken en dichterbij tot de mensen te
komen.
4. Het is een mooiere en een effectievere manier om menselijke gevoelens uit te drukken.
5. Dans kent geen beperkingen van taal of kaste, want het lichaam is de uiteindelijke bron
van expressie.
6. Dans verfijnt en vergroot de natuurlijke menselijke tendens om gevoelens fysiek uit te
drukken.
75
76
VOLKSDANS :
Het volksdansen ontstond toen amateur-dansers in de steden ontdekten dat zij traditionele
dansen, afkomstig van het platteland, voor recreatie of als opvoering op een podium konden
presenteren. Deze zelfde dansen werden langzamerhand minder opgevoerd door de
oorspronkelijke beoefenaars, de plattelands volkeren met hun traditionele culturen.
Prof. Alkis Raftis
De volksdans is ontstaan als een manier van het volk om zich uit te kunnen drukken.
Terwijl de klassieke dansen beperkt waren tot een bepaalde klasse van mensen en slechts in
tempels gedanst werden, was de volksdans de stijl waarin het volk haar gevoelens op haar
eigen manier uitdrukte. Eigenlijk wil iemand dansen wanneer hij blij is, waarbij hij zijn lichaam
gebruikt om gevoelens uit te drukken. Er is een ontelbaar aantal volksdansen in India welke het
feitelijk beeld oplevert van verschillende culturen en religin van het heden en verleden.
Iedere staat in India heeft haar eigen identiteit en verschilt van andere staten op het gebied
van taal, rituele uitingen, vechtkunst en cultuur.
Enkele bekende staten en hun volksdansen:
1. JAMMU EN KASHMIR :
4. HARYANA :
Dhamyal, Lahoor
5. UTTAR PRADESH :
6. RAJASTHAN :
7. GUJRAT :
8. MAHARASHTRA :
9. GOA :
10. KARNATAKA :
11. KERALA :
13. PONDICHARI :
77
16. BIHAR :
17. ORISSA :
19. SIKKIM :
Cham, Shanag.
20. ASSAM :
21. MANIPUR :
22. TRIPURA :
VOLKSDANS
4. Er is voorgeschreven lesmateriaal
en een leervorm.
78
79
BHARATNATYAM
Bharatnatyam is een van de meest populaire klassieke dansvormen uit Zuid-India.
Bharatnatyam was eerst bekend onder de naam Dasi Attam, waarbij Dasi het volgende
betekent: de dame die haar leven opdraagt aan het dienen van God in de tempel. Attam
betekent een toneelstuk of een dramaopvoering. Dus Dasi-Attam betekent een
dansopvoering uitgevoerd door de dasis van de tempel.
De naam voor een Bharatnayam dansleraar is Nattuvan. Vroeger was er een GuruShisya parampara. De leraren gaven les zonder er geld voor te vragen en wanneer de leerlingen
begonnen met optredens en het zij iets verdienden, dan gaven zij een deel hiervan aan hun
goeroe hun gehele leven door. Zonder hun goeroe konden zij nergens optreden. De heersers
van de staat Vijay Nagram hebben een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling en
popularisering van deze dans in Tanjore en andere delen van India.
De volgorde in de opvoering van Bharatnatyam :
1-Alaripu
2-Jatiswaram
3-Shabdam
4-varnam
5-Padam
6-Tillana
7-Shloka.
Het gebruik van handhoudingen en esthetische houdingen zijn zeer mooi en strak. Het
is noodzakelijk om de danstechniek van de bewegingen te beheersen.
Instrumenten die gebruikt worden :
Mridangam, manjeera, de viol, de fluit, een kleine stok met een houten blok.
Kostuum en sieraden :
Een zijden sari met een contrasterende rand wordt vastgemaakt in een vijfdelig kostuum.
Het bestaat uit: een broek, een bloes, een onderjurk, een kort gevouwen Dupatta en een waaier
tussen de benen tot de knie of soms halflang . Er worden willekeurige sieraden gedragen. Het
worden de tempeljuwelen genoemd. Ze bestaan uit halfjuwelen en metalen.
Exponenten :
Meenakshi sundaram pilai, Rukmini Devi Arundel, Balasaraswatie, Bhanumati, Yamini
krishnamuri, & Mrinalini Sarabhai. Dit zijn enkele bekende dansers en danseressen die hun
bijdrage geleverd hebben aan deze klassieke dans.
80
ODISSI
Odissi is een klassiek dansvorm afkomstig uit Oost- India. Rond de jaren 1930 en 1940
bestonden er nog weinig dansers. Maar door de Abhinaya Chandrika en de danshoudingen die
er gevonden zijn in de tempels, kwamen de Odissi dansers weer tot leven. Odissi is een
zachte, lyrische klassieke dansvorm die de sfeer van Orissi uitbeelt, alsook de filosofie van de
populairste godheid, Krishna, en de verzen van het Sanskriet drama Geet Govind. Hierbij wordt
de liefde en de devotie voor God uitgebeeld.
In de twintigste eeuw is Odissi een van de belangrijkste klassiek dansstijlen geworden.
De mooie dansposes geven de prachtige relatie weer tussen Krishna en Radha, waardoor dit
een exceptionele dansvorm is. Wanneer deze dans goed is geleerd is het een toonbeeld van
gratie en heeft het een lyrische kwaliteit die zich duidelijk onderscheid en dat duidelijk aanspreekt.
De Odissi dans wordt genoemd in de heilige geschriften in tempels zoals in Brahmeswara en
de danszaal van de zonnetempel van Konark.
Instrumenten die gebruikt worden :
Mridanga, bansuri, Sarangi, viool. De leraar geeft de maat aan door bols samen met een
manjeera.
Kostuum en sieraden :
De jurk is gemaakt van handgemaakte zijde uit Odissi. Er wordt een brede buikriem met
zilveren munten gebruikt en alle andere juwelen zijn over het algemeen van zilver. Een mooie
mukut van witte kunst-of echte bloemen doet denken aan een tempel boven het hoofd.
Exponenten :
Shiv Mohan Mahapatra dansers : Kelucharan Mahapatra, Sanjukta, Panigrahi, Pankaj
Charandas ,Sonal Mansingh.
KUCHIPUDI
Kuchipudi is ontstaan uit een klein dorp in Andhra Pradesh, geheten Kuchilapuram. Deze
klassieke dans is een mooie samenvloeiing van Tandava en Lasya. Een goede Kuchipudi
danser dient een gedegen training te krijgen in dans, zang, spreekvaardigheid, retoriek, de
dichtkunst uit het Sanskriet en Telegu. Siddendra Yogi, de onderhouder van deze dansvorm,
gaf een dansvoorstelling met jongens in een dorp. Vanaf toen heeft het de erkenning gekregen
en iedere brahmaanse familie uit het dorp offerde tenminste een mannelijk persoon op om
getrained te worden als een acteur-danser.
81
82
KATHAKALI
Kathakali is een klassieke dans afkomstig uit Kerela. Een dans die in deze stijl wordt
opgevoerd heeft als boodschap de overwinning van waarheid over onwaarheid.
Katha betekent een verhaal en Kali betekent een toneelstuk.
Haar oorsprong ligt vermoedelijk in de tweede helft van de 17e eeuw. Net als het geval is bij
andere traditionele dansopvoeringen zijn de themas van Kathakali ook afkomstig van Indiase
epische verhalen zoals de Ramayan, Mahabharat, Bhagvata Puran. De technieken en de
wetenschappelijke basis van dans en drama zijn afkomstig uit de oude Sanskriet verhandeling
Natyashastra van Bharat Muni, ook wel de vijfde Veda genoemd. De dans symboliseert het
samengaan van de Arische en Dravidische cultuur en het wordt aangenomen dat het zich
ontwikkeld heeft uit de traditie die in de regio heerste, zoals :
1. Krishnattam :
2. Ramanattam :
3. Kudiyattam :
4. Theyyam :
Rituele kunst vorm uitgeoefend in het dorp (een tempel in het gebied
Malabar)
Aangezien het een expressieve vorm van kunst is, vereist het inspanning, training van het
lichaam en gelaatsuitdrukkingen. Kathakali is een combinatie van dialoog (toneel) en dans
waarbij mythe en legende tot leven gebracht worden in tempels en hoftuinen van Kerala.
De hedendaagse Kathakali is gebaseerd op twee stijlen :
1. Kalladikoda
2. Kapplingadam
Instrumenten die gebruikt worden :
Sopana Sangeetam, een Karnatische muziekstijl. Drie verschillende Drums : Chenda,
Maddalam en Edakka. Twee metalen instrumenten genaamd Chengika en Elathalam en een
blaasinstrument : de schelp.
83
Kostuum en make-up :
Het kostuum is bedoeld om het goed getraind en lenig lichaam te doen veranderen in een
halve bolvormige cirkel. De kroon is dus cirkelvormig, en de rok over het algemeen half bol. De
vorm van de rok en het opgerolde kleed dat hangt aan de borst hebben als effect dat zelfs de
minste beweging van de voeten van de artiest overdreven lijkt, zodat wanneer de danser aan
een kant hangt, het kleed ver over de schuine stand heen hangt. De zilveren nagels aan de
vingers verlengen de vingers en accentueren de bewegingen.
Kleuren worden geassocieerd met stemmingen en gevoelens. Groen staat voor sringara
of liefde, rood staat voor raudra of woede, geel staat voor adhbut of verwondering. Kathakali
volgt deze basis kleurpatronen en heeft een ingewikkeld systeem van make-up ontwikkeld. Het
gebruik van make-up is niet alleen om het gezicht te bedekken of mooi te maken, maar om de
acteur te laten veranderen in een demon of God.
Exponenten :
Wijlen Chengannur Raman Pillai, P.V. Balla Krishnan, Kapila Veru, Kalamandalam
Krishna Nair.
MANIPURI
Manipuri is en traditionele dansvorm afkomstig uit noordoost India. Manipuri bestaat uit
woorden in het Sankriet. MANI betekent juweel en PUR betekent land of stad. Deze
dansvorm met haar lyrische bewegingen brengt u geestelijk op een vredige reis. De bewoners
van het land werden Methei genoemd en voerden de rituele dans op, de jagoi of cirkelvormige
dans, wat de voorloper is van de huidige Manipu dansvorm.
Volgens de legenden zouden Shiv en Parvati gedanst hebben in de valley van Manipur en deze
danstraditie bestaat tot op heden.
Er zijn twee dansvormen in Manipur :
1. Pangkholam : een dans met drums
2. Kartalkolam : een dans met cymbalen
Themas uit de Geeta Puran, de Bhagwat Puran en composities uit de Geet Govind
overhersen in het dansrepertoire. Rasleela of Krishna en Radha zijn de kern van de klassieke
traditie. In Manipuri wordt de nadruk gelegd op het betrekken van het gehele lichaam dan alleen
op de gezichtsuitdrukkingen. Bhangi Parang is een speciale compositie die de opbouw en
techniek van de Manipur dansvorm aangeeft.
Instrumenten die gebruikt worden :
Manjeera, dhol en kartaal zijn de voornaamste instrumenten die in deze dans gebruikt
worden.
84
Kostuum en sieraden :
Een stijf uitwaaierende witte rok, waaronder er op een harde ronde basis een zijden kleed
is gedrapeerd waarbij de benen in donker rood of groen worden bedekt met mooi borduurwerk.
Het haar wordt in een bol op het hoofd geplaatst waaraan een netvormige dupatta wordt
vastgemaakt. De danseressen dragen een groene of rode bloes van fluweel. De juwelen zijn
altijd zilver.
De mannelijke dansers dragen een gele dhoti en een fluweel gekleurde korte kurta. Zilveren
juwelen zijn gebruikelijk bij de mannelijke dansers die en zware buikriem dragen, op hun rug
wordt een bonte op langhaar lijkende accessoire vastgemaakt aan een kroon gemaakt van
pauwenveren die vastgebonden wordt aan het haar. Een lange tika van chandan op het voorhoofd
geeft een goddelijke aanblik.
Exponenten :
Guru Singhajit Singh & zijn vrouw Charu Seja Mathur, Guru Atomba Singh.
MOHINIATTAM
Mohini & Attam : MOHINI betekent de dame die haar toeschouwer betovert, en ATTAM
betekent drama. Vaak brengen mensen dit in verband met het mythologisch verhaal van
samudra manthas, waarbij Vishnu op aarde kwam in de vorm van een mooi meisje, Mohini
genaamd, die de levensdrank aan alle goden uitdeelde.
Een ander verhaal over Bhasmasur waarbij Vishnu op aarde kwam al s een mooi meisje
dat voor hem danste en zijn aandacht trok door haar uitdrukkingen en hem uiteindelijk door
haar extase dood maakte door middel van dans.
Er is een algemeen geloof dat deze dansvorm haar naam aan dit verhaal ontleent. De
basis techniek is Lasya (vrouwelijk) en het bestaat overwegend uit Sringara Rasa.
Maharaja Swati Tirunal heft de dansvorm Mohini Attam onderhouden in het zuidwesten van
India. Het woord Moham betekent verleidende betovering wat door een vrouw wordt toegepast
op de andere sexe. De schepper van Moham is Mohini, Moham of betovering is een van de
nobele en goddelijke kwaliteiten.
Instrumenten die gebruikt worden :
Er worden voornamelijk percussie instrumenten gebruikt in Mohiniattam en daarnaast,
Mridangam, Veena, Fluit & cymbals.
85
Kostuum en sierraad :
De Mohiniattam dansers hanteren realistische make-up en kleden zich eenvoudig
vergeleken met andere dansvormen, de danser is gekleed in een mooie wit met gouden rand
Kasavu saree uit kerela, hun haar in een schuine bol met witte jasmijn bloemen er rondom
heen.
Exponenten :
Meest bekende artiest van deze dans is mevrouw Bharati Shivaji.
Sattriya
De Sattriya danstechniek benadrukt tegenwoordig Bhakti (aanbidding van God) als het
belangrijkste kenmerk van deze stijl. Het is verbazingwekkend dat in de hele scala aan lyrische
teksten en teksten gebruikt voor de dans de naam van Radha, de geliefde Gopi van Krishna,
niet genoemd wordt. Waarschijnlijk omdat anders de emotie van liefde tussen man en vrouw
vergoelijkt zou worden. In de klassieke teksten wordt dit Shringara Rasa genoemd.
Sankaradeva besteedde geen aandacht aan Radha maar wel aan de Gopis, een groep
vrouwen die gevuld waren met liefde voor Shri Krishna, en zij aanbaden hem ook. Dit is een
belangrijk uitgangspunt van alle andere dansstijlen van India.
De structuur van deze dansstijl zoals het tegenwoordig opgevoerd wordt, bestaat uit drie
elementen of technieken die er gebruikt worden tijdens het oefenen. Deze technieken zijn
Maati Akhara, Ankiya Nat en Oja Palli. Maati Akhara bestaat uit 64 dansbewegingen zonder
betekenis of expressie. Er zijn dus 64 eenheden van pure dans waarbij sommige van deze
danseenheden de mannelijke kracht aangeven, andere danseenheden geven de gratie van de
vrouw aan en de derde groep lijkt neutraal te zijn. Er zijn verschillende manieren om te lopen,
te springen, te zitten en pirouetten te maken die kenmerkend zijn voor Sattriya. Hierdoor heeft
deze dans haar eigen flair en vorm gecreerd.
Kostuum en sieraden :
De kleding is gemaakt van zijde uit Assam. Mekhela chadar en gomocha zijn van katoen.
De kleuren wit en rood zijn dominant alsook het alom voorkomend teken op het voorhoofd van
sandelhout.
Exponenten :
Sankaradeva, Madhav Deo, Padmata, Srimant Sanskardeo of Mahapurusha sanskar
Deo.
86
2. Punjab :
Bhangra en Gidda
3. Gujrat :
Dandia en Gurba
4. Rajasthan :
Ghoomer
5. Assam :
Bihu
6. Maharashtra : Lavni
87
2. Bhangra en Gidda :
Bhangra is een van de populairste volksdansen die wereldwijd bekend staat om haar
energieke, krachtige en elegante danspassen. Het wordt hoofdzakelijk gedanst tijdens de oogst
Baisakhi. Deze dans wordt opgevoerd door mannen die woorden zoals Balle, Balle, Oye
haye uitroepen. De instrumenten die gebruikt worden zijn voornamelijk de Dhol, Nagara en
de cimbalen. De kleding is kleurrijk met een kurta als hemd, een lungi en een tulband. Zij
reciteren grappige coupletten, Bolis genaamd.
Gidda, wordt in tegenstelling tot de voorgaande dans door de vrouwen uit Punjab gedanst. Zij
staan in een halve cirkel en klappen de handen op de maat van een dhol, terwijl een paar of een
persoon naar voren komt en danst op een couplet. Ze kleden zich in een kleurrijke salwaar
Kameez. Dit is hun traditionele dracht.
3. Ghoomer :
Dit is een volksdans die over geheel India en ook in het buitenland bekend is. Ghoomer wil
zeggen Chakkar, de danseres draait een aantal keren om haar as waarbij zij gekleed is in
een lange Ghoomer rok. Deze dans wordt uitgevoerd door vrouwen die potten op hun hoofd
balanceren terwijl zij aan het dansen zijn. Voorheen werd deze dans opgevoerd door de vrouwen
uit Rajput aan het hof van de koning ter viering van Gauri puja. Vandaag de dag is het bekend
als een dans die vaak op festivals en speciale gelegenheden wordt gepresenteerd. De dans
wordt opgevoerd onder begeleiding van muziekinstrumenten zoals de dholak, Shannai en
Dhantaal.
4. Gurba en Dandiya :
Gurba is een vrouwendans meestal gedanst in een cirkel formatie ter ere van de Godin
Amba. De specialiteit van deze dans begint als volgt : de danseressen plaatsen een aarden
pot met gaten waarin er olielampen of diyas zitten. Dit symboliseert het prille begin van het
leven. Meestal wordt er luid en op de maat geklapt waardoor een levendig tempo ontstaat .
Samen met de langzame bewegingen is dit een dans die kenmerkend is voor Gujarat. Het
wordt meestal gedanst tijdens de Navratras in de nacht. Wanneer mannen deze dans uitvoeren
wordt het Garbi genoemd.
Dandia is een andere populaire volksdans die wereldwijd bekend is. Er wordt gezegd dat
het een van de oudste dansen is en heeft haar oorsprong ongeveer 5000 jaar geleden. Het
beeldt de liefdesdans uit van de gopis met Radha en Krishna. Het wordt door de gehele
gemeenschap opgevoerd (mannen , vrouwen, kinderen) ten tijde van Navratri. Het ritme voor
de dans wordt gehandhaafd door het slaan van twee stokken tegen elkaar die in iedere hand
vastgehouden worden en soms worden de stokken ook tegen de stokken van een andere
danser getikt. Dandiya Raas is een zeer energieke, kleurrijke en speelse dans die zeer populair
is onder jongeren.
88
5 Lavani :
Dit is ook een van de oudste volksdans stijlen . Het wordt ook Tamasha genoemd en door
de vrouwen uit Maharashtra opgevoerd. Een goeduitziende mulgi(vrouw) gekleed in een
navwari (een sari van negen meter) met een oogverblindende rand en een gajra in volle
bloei waarmee haar haar versierd is. Zij lijkt op een echte vrouw uit Maharashtra die wiegt en
dwarrelt op de remix van Disla ga bai disla. Dit is een van de kunstvormen die de test van de
tijd heeft doorstaan en sinds kort weer ontdekt is.
6. Bihu :
Dit is de populairste volksdans uit Assam. Bihu wordt gevierd om het begin van de lente
aan te geven en wordt soms in midden april opgevoerd. Dit feest staat bekend alsRongali
Bihu. Het wordt begeleid door wilde en opzwepende slagen van de dhol, pepa (blaasinstrument
gemaakt van de hoorn van de bizon), Gogona ( een dunne rietstengel wat bevestigd is aan het
einde van een stuk bamboe), takka ( een deel van een bamboe die gespleten is om een ratel te
vormen). De liedjes zijn meestal gebaseerd op de liefde (het flirt element) en worden meestal
opgevoerd door mannen en vrouwen.
89
90
De Middeleeuwen :
Bij de eeuwwisseling werd kathak gentroduceerd aan het hof van de Hindoe koningen als
vorm van vermaak voor hen. De ontwikkeling van kathak was verschillend. De verzen die
gebruikt werden om Krishna te loven werden gekoppeld aan ritmische delen en dit werd dan
gebruikt en toegepast in kathak. De basis themas waren dezelfde mythologische verhalen.
Tot dan domineerde de Vaishnav stijl in Kathak. Het resultaat was dat zij muzikanten en
danseressen uit Perzi en Centraal Azi lieten halen. Deze dansende meisjes stonden bekend
als Domnis, Hansinis, Lolonis en Hour kinis.
Muzikale vormen uit Perzi zoals Yamini en Kafi werden gencorporeerd in het Indiase
Raga systeem ten tijde van Amir Khusro. Vanaf de tweede helft van de 13e eeuw tot aan het
begin van de 14e eeuw heeft hij niet alleen een grote invloed gehad op muziek maar ook op de
literatuur en heeft zo bijgedragen aan een synthese van beide vormen. De Mughals brachten
politieke eenheid, economische stabiliteit en sociale rechtvaardigheid. Zij hadden veel interesse
in de Indiase kunst en cultuur. De eerste stap werd ondernomen door de belangrijke keizer
Akbar toen hij trouwde met een prinses uit Rajput met als resultaat dat de hindoe danseressen
en musici optraden in de Koninklijke aanwezigheid van de begunstigden van de Keizer. Kathak
beleefde toen haar gouden eeuw.
De Dhrupad muziek stijl is voornamelijk religieus van aard en was verbonden met kathak
sinds het einde van de 15 eeuw (in de tijd van Tansen). Het verval van de keizerlijke Mughals en
de opkomst van de Europese machthebbers leidde tot het langzaam verval van kathak. Het
was deze gedegradeerde vorm van kathak (gedegenereerd tot een dans met wulpse en
sensuele stijlen) die de Europese avonturiers Nautch noemden. Hier zit het woord Naach in
dat dans betekent. De eerste geniale danseres die het verbod doorbrak was Menaka.
Wajid ali Shah uit Lucknow is een van de grote steunpilaren die deze stijl niet alleen
ondersteund heeft, maar hij heeft meer schoonheid toegevoegd aan deze dans. Zo ontstonden
er verschillende gharanas. De Lucknow Gharana heeft als grondlegger Maharadja Binda Din
en Kalka Persad. De Jaipur Gharana heeft als grondlegger Bhauji.
De Moderne periode:
Kathak in haar moderne dansvorm combineert ritmische elementen (nritta) en expressie
alsook verhalende aspecten (nritya).De Britse heerschappij bracht nieuwe Westerse
invloeden naar India wat een negatieve invloed had op de Indiase cultuur. De toekomst van
de Indiase dans was in gevaar. De Indiase dans had geen respectabele plaats meer in de
samenleving . Het kreeg een seksuele ondertoon in plaats van dat de diepe betekenis en
achtergrond van de dans werd gewaardeerd. Dr. Muthulaxmi Reddi was de eerste vrouw die
protesteerde tegen deze misvatting door het starten van een anti-nauch campagne in
Madras. Deze actie werd in de jaren dertig ondersteund door kunstenaars als Uday
Shankar, Rabindranath Tagore, Rukmini Arundale en Sadhana Bose die dansscholen
oprichtten in verschillende delen van het land. Dit luidde een nieuw tijdperk in voor dans in
India waarbij de traditionele waarden en het respect in ere werden hersteld. Tegenwoordig
genieten alle Indiase klassieke dansen over de gehele wereld veel aanzien.
91
1. Nartan Bheda :
Wordt onderverdeeld in 3 delen. Een andere naam voor Nartan Bheda is Natan. Er zijn
drie soorten dansstijlen:
1. NATYA :
Om het publiek te ontroeren, imiteert de artiest verschillende karakters uit oude historische
verhalen gepresenteerd in een dramavorm. De belangrijke onderdelen hiervan zijn Abhinaya
(expressie ), Gayan (zang), en Dans (ritmische bewegingen). Dus het drama gedeelte van de
dans wordt Natya genoemd.
2. NRITTA :
Dit is een dans op ritmische muziek. De danser beeldt geen persoon of verhaal uit, maar
danst voor zijn eigen plezier op een kostelijke wijze.De danser beeldt alleen zijn emoties uit
op zijn manier met gracieuze lichaamsbewegingen.
3. NRITYA :
De combinatie van Natya en Nritta wordt samengevat als :Nritya Dus wanneer de danser
met behulp van lichaamsbewegingen en mooie handgebaren zijn / haar gevoelens laat zien ,
en soms een verhaal over verschillende karakters uitbeeldt, dan wordt dit Nritya genoemd.
Voorbeeld:
1. Natya + Nritt = Nritya
2. Abhinaya + Rasa + Dans = Nritya.
92
2. Tandava en Lasya :
Deze indeling is de oudste indeling bekend geworden door oude schrijvers van verschillende
historische verhalen. Men gelooft dat God Shiva de schepper is van dans en Devi Parvati zijn
Wederhelft is. Dus beide aspecten zijn ontstaan, het mannelijke en het vrouwelijk aspect
Het mannelijke gedeelte van dans wordt Tandava genoemd terwijl het vrouwelijke deel Lasya
heet.
TANDAVA :
Mannelijk, energiek, krachtig, vol van woede, angstwekkend, verfoeilijk en vele andere
gevoelens zijn daaraan gerelateerd. Door vroegere schrijvers werd beweerd dat toen de wereld
vergiftigd was, God Shiva boos was. Hij is toen uit zijn Samadhi (meditatie) gekomen en begon
krachtig te dansen terwijl hij zijn derde oog opende. Deze angstwekkende dans is bekend als
Tandava. Het is een majestueuze en herosche dans. Veer en Raudra rasa zijn de
belangrijkste kenmerken van tandava. De muziekinstrumenten zoals Naubat, Shankh, Damaru,
Bheri enz. zijn de begeleidende instrumenten bij deze dans.
Vormen van Tandava :
In de Abhinaya Darpana zijn er 8 vormen van Tandava beschreven door Nandikeshwara en
Bhavaprakasa. Deze zijn:
1. Sanghara Tandava :
2. Anand Tandava :
3. Tripura Tandava :
4. Kalika Tandava :
Het beeldt uit de onrust van de ziel wanneer het rondgaat in een
wereld met verschillende yonies (vormen) en uiteindelijk begint
deze dans in Karuna-rasa en eindigt in Raudra rasa.
5. Sati en Shiva Tandava : gedanst door Shiva en Sati en beeldt de dans van de eeuwige
man en vrouw uit waarbij de eenheid van de mens met de natuur
wordt aangegeven.
6. Ardhnaari Tandava :
7. Gauri Tandava :
8. Sandhya Tandava :
93
LASYA :
Vrouwelijk, gracieus, prachtig, bewonderenswaardig, lyrisch met tedere gevoelens. De
dans welke erotische of liefdesgevoelens opwekt met behulp van ritmische hand en
lichaamsbewegingen, en met mooie gezichtsexpressie, wordt Lasya genoemd.
Het werd beweerd dat Devi Parvati voor God Shiva danste om haar gevoelens van liefde
voor hem uit te beelden. Godin Parvati danste voor hem om hem te troosten en om zijn woede
te kalmeren. Dit werd Lasya genoemd. Godin Parvati heeft deze dans aan Bharat geleerd en
later aan de dochter van Banasura. In de loop der tijden is deze goddelijke dans op aarde
gekomen, zoals geloofd wordt, en werd over geheel India bekend als Bharata Natya.
Vormen van Lasya :
1. Vishama :
Een dans met varirende bewegingen, naar voren toe met draaiende
bewegingen.
2. Vikata :
Een dans die wordt opgevoerd waarbij er mooie kostuums gedragen worden.
3. Laghu :
NB : Alle drie variaties van Nartan Bheda ,Natya, Nritta en Nritya bevatten de eigenschappen
van Tandava en Lasya.
94
95
1. TUKARA : Tukara wil zeggen een stuk. Een kleine ritmische compositie van minimaal 1
avartan op een maat. Het is opgebouwd uit dansstukjes of lettergrepen, allen worden Toda of
Tukara genoemd. Er zijn verschillende soorten tukaras:
a. Tatkar ke Tukada : dit bestaat uit lettergrepen als Ta Thei Thei Tat
b. Natwar ke Tukara : Natwar betekent Krishna. Men gelooft dat toen Natwar het monster de
slang Kaliya versloeg en danste op zijn kop de klanken Tigda, Digi,digi, Tram. hoorbaar
waren en afkomstig waren van zijn voeten. Daarom wordt de compositie die uit deze letergrepen
bestaat Natwar Ke Tukaragenoemd.
c. Sangeet ka Tukara : Het bestaat uit muzieknoten zoals SA NE DHA
d. Parmelu : Para en melu vormen samen Parmelu, waarbij para verschillend betekent en
mela eenheid. Het is een compositie die heel knap gecombineerd wordt met verschillende
lettergrepen van verschillende percussie instrumenten zoals de Pakhawaj, Jhanja, Nagara,
Manjeera samen met de natwari Bolls. Een aantal speciale klanken zoals Jhanak, Divang
Tharri KukU, Thudang worden ook in Parmelu gebruikt.
3. GAT : Gat betekent conditie. In het Sanskriet betekent Gati Chal. Samen geven zij het
volledig beeld van Gat in dans aan, dat is het dansen op een stijlvolle manier chal. Gat wordt
onderverdeeld in twee delen:
a. Gat Nikas : Nikas betekent het uitkomen op het podium. De Kathak danser neemt eerst de
paltaen neemt dan een bepaalde houding aan. Dan gaat hij twee stappen naar voren en komt
terug in dezelfde pose met een dubbele snelheid en eindigt met Tihai. Deze hele volgorde
wordt Gat-Nikas genoemd.
b. Gat-Bhava : Er worden vooral mythologische verhalen uitgebeeld, maar het gaat om korte
themas zonder zang of recitatie, alleen met mooie gezichtsuitdrukkingen en bewegingen laat
de danser het gehele thema zien. Deze stijl heet Gat-Bhava.
96
5. THAT : Deze term wordt over het algemeen gebruikt in de betekenis van That Bandhanof
Tat Ka Baratana. Dit betekent het opbouwen van een dansstructuur. Het bestaat uit een of
twee Taal avartans en op het eind staat de danser in een mooie pose. Het wordt net na een
entree stuk van een kathak opvoering gedanst. Hierbij is de Laya (snelheid) van de taal langzaam
(vilambit), terwijl de danser staat gebruikt hij de ogen, wenkbrauwen, armen enz.
6. SALAMI : Salami betekent gegroet. Verscheidene geleerden geloven dat deze stijl ontstaan
is onder invloed van de Mughals. Deze dansstijl werd aan het hof gentroduceerd en als
eerbetoon aan de keizer voerde de danser de salami op. Het is een aparte compositie in
kathak wat bekend staat als Salami Ka tukara. Maar tegenwoordig staat het ook bekend als
Rangmanch Ka Tukara. Dit betekent het stuk dat opgedragen wordt aan het podium.
7. AMAD : Amad is een Perzisch woord dat betekent aankomst of begin. Volgens sommige
geleerden is het de entree van de danser op het podium. Deze compositie bestaat uit tatkar
lettergrepen die herhaald worden, soms in de vorm van een Paran of Parmelu die aan elkaar
opgevoerd worden om het indrukwekkender te maken. Na het opbouwen van een dansstructuur
door het maken van kleine danspasjes van 2,3 of 4 matras komt de danser op het podium
(maakt een entree of amad) en voert een volledig ritmische compositie op in langzaam tempo.
Daarom wordt dit Amad genoemd.
8. HASTAK : Hast betekent hand en hastak betekent beweging van de handen. Er zijn
verschillende handbewegingen en zij variren per Gharana. De basis handbewegingen zijn
over het algemeen wel hetzelfde maar in Kathak geeft iedere guru zijn eigen stijl en interpretatie.
Het staat ook beken als Hatak Bhed
9. PALTA : Het wordt vooral gebruikt voor het aanvangen van Gat-Nikas of Gat-Bhav. Het is
een bepaalde handbeweging. De danser zet haar linkerhand naar beneden en neemt het
daarna op en draait er een cirkel mee van rechts naar links en daarna van links naar rechts.
10. KAVITT : Kavitt betekent Kavita. Het is een dichterlijke compositie volgens een bepaalde
taal. Er zijn twee aspecten van dans hieraan, techniek en expressie. Kavitt komt naar voren in
de dansopvoering bij de Abhinaya (expressie). De themas zijn gebaseerd op verhalen
betreffende panghat, Krishna en Radha katha, raas enz. Er zijn verschillende rasas afhankelijk
van de boles van de Kavitt.
11. KASAK-MASAK : Het bewegen van de pols op een gracieuze manier noemt men Kasak
. Het bewegen van de borst op een ritmische manier noemt men masak. Deze twee handelingen
worden parallel toegepast vooral bij Gat, That en Amad.
12. KATAKSH : Het neerkijken met erotische gevoelens staat bekend als Kataksh. Het wordt
voornamelijk in Gat en That gebruikt. Soms wordt het ook in speciale parans gebruikt zoals de
Durga paran, Shiv Paran enz. wanneer de danser een God of godin uitbeeldt.
97
1. LAYA : Laya betekent ritme. De snelheid waarmee de tijd voorbij gaat bij het zingen, spelen
of dansen noemt men laya in de Indiase muziek. Het bestaat uit drie vormen:
a. Vilambit laya : Dit betekent langzaam.
b. Madhya laya : Wanneer het tempo noch snel noch langzaam is, maar wanneer er sprake
is van een middelmatig tempo noemt men dit Madya laya.
c. Drutt Laya : Wanneer de snelheid heel hoog is noemt men dit Drutt laya.
2. TAAL : Het woord taal komt van het Sanskriet Tal wat betekent handpalm. In vroegere
tijden werd de tijd in de gaten gehouden door het klappen van de handen, daarom werd het taal
genoemd. Dit wordt nog steeds zo gedaan. Een taal bestaat uit verschillende matras of maten.
3. SAM : De eerste matra van de taal wordt matra genoemd. Het wordt aangegeven met
een x.
4. TALI : Tali betekent klappen. Wanneer er geklapt wordt om de delen aan te geven (vibhag)
of wanneer men van een deel naar het ander deel overgaat noemt men dit Tali.
5. KHALI : Khali betekent leeg. Wanneer de verandering van vibhag in een bepaalde taal
wordt aangegeven door slechts de palm van de hand uit te steken of op en neer te bewegen,
dan noemen we dit Khali.
6. MATRA : Matra wil zeggen de maat. De kleinste eenheid van tijd wordt Matra genoemd.
Iedere taal heeft een verschillend aantal matras. In de Indiase muziek spelen de matras een
belangrijke rol. Een opvoering is volledig gebaseerd op matras.
7. VIBHAG : In iedere taal zijn de matras verdeeld in kleinere delen. Deze verdelingen van
matras noemt men Vibhag. Deze Vibhags bepalen de richting van de taal.
8. THEKA : De basis onderverdeling van de tabla wordt Theka genoemd. De Theka boles
(te vergelijken met lettergrepen) zijn afhankelijk van tali, khali vibhag van die speciale taal.
Soms zijn er twee taals van gelijke matara. Men kan alleen dan door middel van theka het
onderscheid tussen de twee taals maken. Theka geeft een ontegenzeggelijke vorm aan taal.
9. AVARTAN : De enige volle cirkel van alle matras van taal noemt ment Avartan. Een
Avartan van een taal geeft het volledig beeld van de taal zoals matras, vibhag, tali, khali.
10. TIHAI : Wanneer een korte compositie van Kathak lettergrepen drie maal gedanst wordt
en direct eindigt, dan wordt dit een tihai genoemd. Er bestaan twee vormen van Tihai:
a. Dandar tihai : indien er een stop van enkele matras is tussen de herhalingsronden in.
b. Bedander tihai : indien er geen stop tussen de herhalingsronden van de korte compositie
is.
98
Kostuum :
Aangezien Jaipur de plaats is van de Rajput Maharajas droegen de vrouwen wijde rokken
en een speciale bandhi (bloes). India is rijk aan cultuur en de vrouwen genoten veel respect
en hadden pardas in de vorm van dupattas met schitterende kleuren. De Jaipur Gharana
heeft een krachtige dansstijl (Shiv Tandav), vandaar dat meer mannen genteresseerd waren
en zij waren ook beter geschikt voor de dansstijl van deze gharana. De mannen droegen
zijden Kurtas met een churidaar met mooie kleuren en een lange teeka op het voorhoofd als
een teken van Shiv. Zij hadden honderden belletjes aan hun enkels(ghungroos) waardoor hun
voetenwerk beter tot uitdrukking kwam.
Dansstijl :
Een belangrijk kenmerk van de Jaipur Gharana zoals dat gepresenteerd is in de laatste vijf
decennia is de uitstekende kwaliteit van deze ritmische kunst. Op zijn best is het een ingetogen
dans die niet vervalt in vrouwelijke kenmerken en die hoogwaardig van kwaliteit is. Het is een
krachtige, energieke mannelijke dans. De opmerkelijke ritmische subtiliteiten, variteit en
ingewikkeldheid van de lange parans vormen een belangrijk kenmerk van deze Gharana. Hari
Prasadji, Hanuman Prasadji en Narayan Prasadji overtroffen een ieder wat betreft de
accuraatheid, variteit, vloeiendheid, uitdrukkingsvaardigheid en het vermogen om op bekwame
wijze een presentatie van de Jaipur gharana te geven.
99
Benares Gharana
Oorsprong :
Deze Gharana staat ook bekend als Janki Prasad Gharana, genoemd naar een exponent
van Kathak die oorspronkelijk uit Bikaner in West Rajasthan afkomstig was. Het blijkt dat
Jankipersad naar Benares is gegaan en daar voor de rest van zijn leven Kathak onderwezen
heeft. Daarom heette zijn dans de Benares Gharana.
Kostuum :
Het effect was hetzelfde aangezien deze dans oorspronkelijk ook uit Rajasthan afkomstig
is. De danseressen dragen lehenga cholis en een duaptta met elegante en mooie sieraden.
Soms werden saris ook gebonden in de vorm van een lehenga choli. De heren dragen een
churidar kurta met een dupatta vastgebonden aan hun taille.
Dansstijl :
De stichter van deze gharana is Janki Prasadji . Hij heeft deze dansstijl zo ontwikkeld dat
indien de danser de dans opvoerde op de bols van de tabla en de Pakhawaj, alle eer ging naar
de percussionist omdat het zijn composities zijn die de danser benadrukt. Daarna werd de
dans uitgevoerd op natwari bols en een compositie. Er zijn twaalf composities gebaseerd op
de natwari Bols. Hierin verschilt de Benares Gharana van de andere gharanas. Een ander
opmerkelijk kenmerk is de manier waarop de takar opgevoerd wordt, namelijk met de hielen.
Ook is de stand van de voeten anders en zijn de houdingen verschillend. De bols laten geen
ruimte voor Chakkars en de Thaat en takar zijn absoluut verschillend. Suanayna Hazarilal en
Krishna Kumar hebben heel nauwkeurig de traditie van hun familie gevolgd en zij trainen hun
leerlingen volgens de specialiteiten van de Jankiprasad (Benaras) Gharana.
Lucknow Gharana
Oorsprong :
In 1555 na Christus veroverde de Mughal koning Humayun het gebied Ayodhia en dit werd
een onderdeel van het keizerrijk van de Mughals. Met de volgende generaties werd de officile
naam van Ayodhia Avadh. De Kathak dans in de Lucknow gharana stijl ontwikkelde zich tijdens
de heerschappij van Asaf_Ud-Daula (1775 na Christus-1798 na christus) en wajid ali Shah
(1847 na Christus 1856 na Christus). Door de bescherming van de Nawabs van Avadh, werd
Lucknow bekend als een centrum van kunst. Ishwari Prasadji, een bekende Kathak danser
kwam uit het dorp Handiya in Allahbad en daar ging zijn familie door met hun passie voor
kathak. Tijdens de Mughal periode verdiend e Kathak veel achting en respect, maar de stijl was
heel erg veranderd. Maar de kunst van Kathak zoals het zich ontwikkelde in Lucknow bloeide
en als we kijken naar de loop van deze ontwikkeling realiseren wij ons dat verschillende factoren
hebben bijgedragen aan deze groei.
100
Kostuums :
Met de komst van de Moslims veranderde de kostuums. De mannelijke dansers gebruikten
strakke angarkha, een soort jas, of jacket, een churidaar pyjama broek en een hoofddeksel. De
vrouwelijke dansers droegen ook een churidaar pyjama, een jurk met lange mouwen, een
strakke vest en een hoofddeksel. Mooie zware sieraden draagt bij aan de schoonheid van de
dansers en de honderden enkelbelletjes (ghungroos) creren een dansstemming.
Dansstijl :
De bloei van de Lucknow Gharana Kathak dansstijl is te danken aan de gebroeders
Kalka Prasadji en Bindadin Maharaji. Kalikaji was gespecialiseerd in ritme en layakaries. Aan
de andere kant was Bindaji een grote dichter en componist. Tijdens de regeerperiode van
Wajid Ali Shah, de laatste Nawab van Awadh, kreeg de Lucknow Gharana veel bekendheid. Er
wordt gezegd dat de Thumris in de dans gentroduceerd zijn door hem. Dit is nu een belangrijk
onderdeel geworden van de Abhnaya in Kathak. Kathak bezat dit element al in het Nrtiya
aspect, maar door de introductie van de thumris, dadra, bhajans en Ghazals in dans kreeg
bhava een andere dimensie. Het belangrijkste aspect waardoor de Lucknow gharana anders
is dan de andere gharana heeft te maken met Nazakat (fijngevoeligheid) en Khubsurati
(schoonheid). Birju Maharaj, Manna Shukla, Ram Mohan zijn enkele van de recente dansers
uit de lucknow gharana die deze geweldige Gharana onderwijzen en hieraan hun bijdrage
hebben geleverd.
101
LUCKNOW GHARANA
102
JAIPUR GHARANA
BANARAS GHARANA
103
Hoofdstuk 10 : Lichaamsdelen
ANG (De belangrijkste lichaamsonderdelen)
Dansen betekent het bewegen van het lichaam. Ons lichaam bestaat uit verschillende
onderdelen die op verschillende manieren gerbuikt worden tijdens het dansen. Het gebruik van
onze belangrijkste lichaamsonderdelen (of de hoofd ledematen) wordt Ang genoemd. De
belangrijkste drie delen van ons lichaam zijn het hoofd, de thorax en de buik.
Hoofd bewegingen :
Ieder deel van ons lichaam heeft een speciale functie, vooral in dans heeft iedere beweging
van het lichaam tijdens een opvoering een speciale betekenis. Het eerste deel van het lichaam
is :
1. Sama :
Gebruik :
Het betekent hetzelfde niveau, wanneer het hoofd bewegingsloos (sthir) is. Het
is niet gebogen aan een kant, omhoog of naar beneden. Deze bewegingsloze
positie noemt men Sama.
aan het begin van de nritya, in gebed wannneer er een zonde is begaan enz,
om trots en verzonnen woede of liefde uit te drukken , in verstomde staat(niet in
staat om na te denken) en bij het stoppen (het stoppen van een handeling).
Gebruik : Het wordt gebruikt om te laten zien dat een kwade geest bezit heeft genomen
van iemand, bij het flauwvallen, slapeloosheid, een wild of ongecontroleerd
gelach.
5. Dhuta :
Gebruik :
Wanneer het hoofd van links naar rechts of van rechts naar links gaat.
Het laten zien van onwelwillendheid, het roepen naar iemand van de zijkant,
verbazing, bij een verbod of ontmoediging.
6. Kampita : Het bewegen van het hoofd van boven naar beneden
Gebruik : het uitnodigen van goden, wenken, het uitdrukken van een overtreding of bij
onderzoek.
104
7. Paravratta :
Gebruik :
8. Utkspita :
Gebruik :
over iets nadenken, een wava blik, het geeft een opdracht of verzoek weer.
9. Parivahita :
Wanneer het hoofd van langs de zijkanten beweegt netals een chauri. Het
hoofd wordt parivahita genoemd.
Gebruik :
2. Tiraschchina :
De nek maakt een opwaartse beweging aan beide kanten net zoals het
bewegen van een slang. Het betekent een oefening met een zwaard en
het bewegen als een slang.
3. Parivartita :
Wanneer de nek van rechts naar links bewogen wordt, net een halve
maan. Het betekent een vrouwelijke dans en gekus.
4. Prakampita :
Wanneer de nek van achter naar voren bewogen wordt net als de
beweging van de nek van een duif.
UPANGA :
De kleine lichammsonderdelen worden upanga genoemd. Zij vormen de teerste en meest
bruikbare onderdelen van het lichaam. Ieder groot lichaamsdeel bestaat uit verschillende kleine
onderdelen, bijvoorbeeld het hoofd (ogen, wenkbrrauwen, lippen, wangen enz.)
Blikken :
De ogen vormen het belangrijkste onderdeel van dans en drama. Een gezegde luidt als volgt
: Ankhe wok ah jaati hain jo zuban se kaha na jaye.
Dit betekent dat zonder een woord te spreken , je gevoelens kunt uitdrukken namelijk via de
ogen. Volgens de Abhinaya Darpanan zijn er acht verschillende blikken.
105
1. Sama :
2. Alokita :
3. Sachi :
Als je vanuit een ooghoek kijkt. Het is bedoeld om iemand te wenken , een
vreemde blik uit te drukken, een teken te maken met een pijl (Kataksha dat
gebruikt wordt in that) of om iets te herinneren.
4. Prolokita :
Wanneer je kijkt van de ene kant naar de andere kant, van rechts naar links
of van links naar rechts . Het is bedoeld om dingen die zich aan de kanten
bevinden aan te geven en wordt verder gebruikt bij het uitdrukken van
affectie, emotie en gekte.
2. Patita :
3. Utshipta :
4. Rechita :
5. Kunchita :
6. Brukuti :
7. Chatura :
106
Hoofdstuk 11 : Handgebaren
Hasta Mudras zijn de gebaren die gebruikt worden om een bepaalde stemming of
gevoelens, handelingen en objecten uit te beelden. Het is de beste stijl om iets op een zeer
mooie manier uit te beelden. Mudras worden gebruikt in het onderdeel abhinaya van alle
klassieke dansen.
In Kathak worden deze mudras gebruikt in Kavitt, Gat Nikas, Gat Bhava.
Volgens Abhinaya Darpan bestaan er twee soorten handgebaren en hasta mudras:
a. Asanyukt Mudras
: 32 enkelvoudige handgebaren
b. Sanyukt Mudras
: 23 dubbele handgebaren
ASANYUKT MUDRAS
Patakstripatako Ardhchandrakya Kartarimukha.
Aralmushthi Shikharkapithkatkamukhah.
Shukratundashya kangulah padmkoshola pallava.
Suchimukhah sarpsirashchaturo mrigshirshkah.
Hansasyo hanspakshshch bhramaro mukulsttha
Purnabhakshch sandanshsta tamrchudopara karah
Asanyukt mata hastashchatuvinshatirityami
Abhinayvashadesham sanyuktatwa matishate.
1. PATAKA : Het wordt aan het begin van een Natya gebruikt om het volgende aan te geven:
wolken, het bos, verboden dingen, de boezem, een rivier, de woonplaats van de Goden, een
paard,het snijden, het zonlicht, het einde, gaan liggen, een plezier doen, trots, maanlicht, het
zwaaien, een straat binnenlopen, gelijkheid, het balsemen, het lichaam, een eed afleggen,
het zegenen, het vasthouden van een zwaard, het bezemen.
2. TRIPATAKA : Het geeft het volgende aan: de Vajra, een kroon, een lamp, een boom,
groter wordende vlammen, een duif, de ketaki bloem, vormen getekend op het gezicht of de
borsten, een pijl en het ronddraaien.
107
3. ARDHPATAKA : Het geeft het volgende aan: een mes, een vlag, bladeren, een toren, een
hoorn, een bord of een stuk steen om op te schrijven of te tekenen.
4. KARTAIMUKH : Het geeft het volgende aan: de scheiding van mannen en vrouwen, het
plunderen, een ooghoek, vervreemding van de dood, het aanmaken van licht, het vallen,
overnemen of oppositie, het alleen slapen vanwege scheiding, huilen.
5. MAYURA : Het geeft het volgende aan: pauw, dus wordt de nek van de pauw aangeduid,
een vogel, een klimop, het verwijderen van haar, braken, een sieraad op het voorhoofd, zich
verspreidend water uit de rivier, het bestuderen van de shastras en bekende dingen.
6. ARDHACHANDRA : Ardha betekent half en chandra betekent maan. Het geeft het volgende
aan: de halve maan, een hand die naar de keel grijpt, een speer, de bron, je eigen-ik, meditatie,
gebeden, het aanraken van de ledematen en het groeten door eenvoudige mensen.
7. ARALA : Het geeft het drinken van vergif, nectar enz. en de woeste wind.
8. SHUKATUNDA : Het wordt gebruikt om een speer aan te geven, het schieten van een pijl,
aan ons huis denken, het uiten van geheimzinnige zaken en een gewelddadige stemming.
9. MUSHTI : Het betekent het vastpakken van het haar, vastberadenheid, het vasthouden van
iets, de gevechtsstemming van worstelaars.
10. SHIKHAR : Het betekent piek. Het wordt gebruikt om een boog aan te geven, een zuil,
zekerheid, liefde (God van de liefde), het fallisch symbool, een omhelzing en het luiden van een
klok.
11. KAPITTHA : De andere naam hiervoor is olifant appel. Het wordt gebruikt om Godinnen
uit te beelden zoals Lakshmi, Saraswatie, het vasthouden van symbolen, het vastpakken van
kledingstukken, het melken van koeien, oogwater, het verzamelen van lappenstof, het brengen
van een offerande, wierook of licht.
12. KATAKAMUKH : Het geeft het volgende aan: het plukken van bloemen, het offeren van
bladeren, het vasthouden van een parelen ketting, of een krans van bloemen, het aanbrengen
van parfum, praten en kijken.
13. SUCHI : Het geeft het volgende aan: het cijfer 1, de opperziel (Para Brahma), een stok,
mager worden, een paraplu, vermogen; haar het slaan van drums, het wiel van een pottenbakker,
aanwijzen van de cirkelomtrek het een wiel, beschouwing en het aflopen van de dag.
14. CHANDRAKALA :Het geeft de maan aan, de kroon van Shiva, het gezicht, de duim,
wijsvinger, en voorwerpen met die vorm, Ganga en een knuppel.
15. PADMAKOSHA : Het geeft voorwerpen die rond zijn aan zoals een bal, een kookpot,
vruchten, zoals de appel en bel, de ronde borsten van een vrouw, het nuttigen van maaltijden,
een bloemenknop, het strooien van bloemen, een mierenhoop, een lotusbloem, een ei.
16. SARPASHIRSHA : Sarpa betekent slang en shirsha betekent hoofd. Het geeft een
slang aan, sprenkelen, het voeden, het geven van water aan de Goden en Godinnen, het heen
en weer bewegen, de twee uitstekende delen aan het hoofd van een olifant en de armen van
een worstelaar.
108
17. MRIGASHIRSHA : Hierbij betekent Mrig betekent hier een pauw en shirsha betekent hoofd.
Het geeft de wangen van een vrouw aan, een wiel, het beperken van angst, een luit , het hoofd
van eenhert, het masseren van de voeten, het zetten van een stap en roepen van de gelefde.
18. SINGHMUKHA : Singh betekent leeuw en mukh betekent het gezicht. Het geeft het volgende
aan: thuis, een lotus, olifant, een haas, het gezicht van een leeuw, het voorbereiden van
medicijnen door doktoren en rectificatie.
19. KANGULA : Het geeft de belletjes aan de voet (van kinderen) aan, een boom van pinangnoten,
een patrijs, een witte water lelie, de Chataka vogel en een kokosnoot.
20. ALAPADMA : Het geeft een cirkelachtige beweging weer of de volle maan, een meer, een
wagen, hoogte, woede, een chakra, het mompelen van geluid en het prijzen.
21. CHATURA : Het geeft het volgende aan: een klein beetje goud, ijzer, koper, verdriet, een
oog, lieflijkheid, langzame loop, olie, gezicht, het stukmaken en ghee.
22. BHRAMARA : Het geeft een bij aan, vleugel, een kraanvogel, een koekoek, een papegaai
en soortgelijke vogels.
23. HANSASYA : Het betekent de bek van een vogel . Het wordt gebruikt om het volgende uit te
beelden : zegen of festival, het geven van instructies, lont van een lamp naar boven duwen,
een jasmijn, het schilderen en een parel.
24. HANSPAKSH : Het geeft het cijfer 6 aan, het aanbrengen van spijkers, bouw van een brug.
25. SANDANSHA : Het geeft een worm aan, buik, het aanbieden van offerandes aan de goden,
grote angst en het aanbidden.
26. MUKULA : Het betekent bloesem. Het geeft de God van de liefde aan, een waterlelie, eten,
een zegel hebben, navel, een bloem van een plantage .
27. TAMRUCHADA : Het geeft de haan aan, een kraai, een kameel, een kalf en een pen.
28. TRISHULA : Een teken van Trinity, een oog van de God Shiva en een blad van de bel
boom.
29. VYAGHARA : Het geeft de moeder aan die als een parel is, en dieren zoals een tijger, een
aap een kikker.
30. ARDHASUCHI : Het geeft de grote wormen aan, de kleintjes van een vogel en een spruit.
31. KATAKA : Het geeft het roepen en bewegen aan.
32. PALLI : Het geeft een hut of dorp weer.
109
29
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
110
30
Pataka
Tripataka
Ardhapataka
Kartarimukh
Mayura
Ardhachandra
Arala
Shukatunda
Mushti
Shikar
Kapittha
Katakamukh
Suchi
Chandrakala
Padmkosha
Sarpashirsha
31
32
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
Mrigashirsha
Singhmukha
Kangula
Alapadma
Chatura
Bhramara
Hansasya
Hanspaksh
Sandansha
Mukula
Tamruchada
Trishula
Vyaghra
Ardhsuchi
Kataka
Palli
111
KALIKA PRASAD
Hij woonde in Benares. Hij prefereerde er te blijven en van hieruit de Kathak dansvorm
te verspreiden en de thumris uit zijn Gharana te zingen. Beide broers Bindadin en Kalika waren
verantwoordelijk voor het promoten van de schoonheid van Kathak in deze streek. Hiernaast
was Kalika Prasad ook een excellente zanger. Hij had veel kennis van Thumris en was vooral
goed in het uitdrukken van emoties in de Thumri liedjes door middel van abhinaya. Hij excelleerde
in het uitbeelden van tederheid en in shringara rasa. Zijn volgelingen waren voornamelijk
bekende vrouwelijke Thumri zangeressen uit die tijd. Hij was een eenvoudig en sociaal mens
en was nooit trots op zijn prestaties. Hij leidde een somber leven. Hij had drie zonen- Achchan
Maharaj, Baijnath Prasad (Lacchu Maharadj) en Shambhu Maharaj.
112
113
Deze twee systemen zijn gentroduceerd door twee belangrijke muziek geleerden uit de
moderne tijd. Het waren Pandit Vishnu Digambar Paluskar en pandit Vishnu Naranyan
Bhatkande.
1. Paluskar Padhati :
In dit systeem wordt een teken van matras gemaakt onder of boven iedere bol. De tekens
beschreven voor verschillende matras zijn als volgt:
In dit systeem wordt om Sam nummer 1 aan te geven en ook voor Khali een plus geplaatst
onder of boven de vermelde bol. Op dezelfde manier wordt op de plaats van de verandering
van Vibhaga het getal van de eerste matra van die speciale Vibhaga aangegeven. Dit nummer
geeft ook aan de talli die vaststaat voor Vibhaga. Volgens dit systeem wordt de theka van
Ektaal als volgt geschreven:
Dhin
Dhin
Dha
ge
Dha
ge TI ra ki ta Tu Na
Ka tha
TI ra ki ta Dhi Na
Bhatkande Padhati :
In dit systeem worden het aantal matras door cijfers (1,2,3,4) aangegeven die geschreven
worden boven de bols . Voor de aanduiding van Sam wordt er een kruis (x) geplaatst en voor
Khali een nul (0) onder het nummer van deze bol en matra.
Op dezelfde wijze wordt het nummer van Tali onder de Bol aangegeven. Alle lettergrepen
die geschreven staan onder een nummer of die gemarkeerd zijn door haakjes worden alleen in
die matra gebruikt. Wanneer een bol of matra verlengd wordt naar een grens of wanneer een
deel ervan voorbijgaat zonder een handeling dan wordt het Avagrajh (S) teken geplaatst of
desh (-).
Een rechte lijn (l) wordt er getrokken om de verandering in vibhaag aan te geven. Volgens
dit systeem wordt Ektaal als volgt geschreven:
DHIN DHIN DHAGE TIRKITA TU NA
KA
TA DHAGE TIRKITA
114
DHI
NA
Section Three
Practical course
Of Kathak
Beginner and Junior Class
115
116
Teentaal
Matra-16, Tali-3, Khali-1, Vibhag-4.
Dha Dhin
Dhin
Dha I
Dha Tin
Tin
Taa l
Ta Dhin Dhin
Dha l Dha
Dadra Taal
Matra-6, Tali-1, Khali-1, Vibhag-2.
Dha
Dhee
Na I Dha Tu Na I Dha
0
Keherwa Taal
Matra-8, Tali-1, Khali-1, Vibhag-2.
Dha
Ge
Na
Te I Na
Ka
Dhi
Na I
Dha
x
Jhaptaal
Matra-10, Tali-3, Khali-1, Vibhag-4.
Dhee Na I Dhee Dhee Na I Te Na I Dhee Dhee Na I Dhe
x
117
Ektaal
Matra 12, Taali 4, Khali 2, Vibhag 6
Dhin Dhin I Dhage Trak I Tu
x
Na I Kat
Taal Roopak
Matra 7, Vibhag 3, tali 2, Khali 1.
Ti
Ti Ta I Dhi
Na I
Dhi
Na I Ti
Taal Sooltaal
Matra- 10, Vibhag- 5, Tali- 3, Khali- 2.
Dha Dha I Dhin ta I Kit
X
Dha I Tit
Kat I Gadi
Gan I Dha
Taal Chautaal
Matra- 14, Vibhag- 7, Tali- 4, Khali -1.
Dhin Tirkit I
Dhi Na I
X
Tirkit
0
Dhi
Na
Dhi
Tu
Na I Kat Ta I
I Dhi
Na I
Dhin
Taal Teevra
Matra- 7, Vibhag -3, Tali- 3, Khali- 0.
Dha Din
X
118
Ta I
Tit
2
Kat I Gadi
3
Gan I Dha
x
Taal Chautaal
Matra - 12, Vibhag- 6, Tali- 4, Khali- 2
Dha
Dha I Dhin
Ta I Tit
Taal Deepchandi
Matra -14, Vibhag- 4, Tali -3, Khali- 1.
Dha
Dhi
ss I Dha
X
Dha
Dha
Dhin
ss I
2
Tin
ss I
Ta
Ta
Dhin
ss
I Dha
Taal Dhumali
Matra -8, Vibhag- 4, Tali- 3, Khali -1.
Dha Dhin I Dha
X
Tin I Tak
DhiDhi
DhiNa I
119
Dhin
Dhin
Dha
X
Dha
Dha
Dhin
Dhin
Dha
Dhin
Dhin
Dha
2
Tin
Tin
Ta
Ta
3
Dha
x
Dugun
Dha
Dhin
Dhin
Dha
Dha
x
Dha
Tin
Tin
Ta
Dha
Ta
Dhin
Dhin
Dha
Dhin
Dhin
Dha
Dhin
Dhin
Dha
3
Dhin
Dhin
Dha
X
Dha
Dhin
0
Dha
Dhin
Dha
2
Tin
Tin
Ta
Ta
3
Dha
X
Chaugun
X
Dha Dhin Dhin Dha
2
Dha Dhin Dhin Dha
0
Dha Dhin Dhin Dha Dha Dhin Dhin Dha
3
120
Sequence of Performances
Tatkaar Teentaal
Ta Thei
Thei
Tat
Aa Thei
Thei
tat I
Thei
Tat
Ta Thei
Thei
Tat
Aa Thei
Ta
X
Salami Teentaal
1. Tat
Tat
Ta
Thei
Thei
Tat
X
Thei
ss
Tat
Tat
Thei
ss
Tat
Tat
Tat
Tat
Tat I
Tat
Ta
Thei
Thei
Thei
x
Tat
Thei
Thei
2. Tat
Aa Thei
Aa Thei
Thei
Tat
Tat
Tat
yaTh
eiya
Tram
Aa TheiThei
Tat
Tat
Ta Thei
Thei
Tat
Tat
Tat
Tat
Thei
121
Amad Teentaal
1. Ta
Thei Tat
Thei
Ta Tat
Thei Thei
Tat
Ta
2.
Ta
Tat
Thei
Tat
ss
Aa
Thei
Thei
I Ta
X
Tat ss
ss
Thei
ss
Thei ss
Tat
Tat
Ta
Thun
Thun
Thun
Thun
122
I Tigda Digdig
Thei
ss I
Thei
ss I
ss I
0
TatTat
I Tigda
Digdig
2
Tigda I Digdig
3
Thei
Tigda
Digdig
I Thei
x
Tat I
0
I
X
Digdig Thei
Tigda I
Digdig Thei
Tigda Tat
Digdig
Thei
x
ss I
TatTat
Tigda Tat
ss I
TatTat
Tigda Tat
ss I
Tigda I
Digdig Thei
Tigda
Digdig
(4) TatTat
Tigda Tat
Thei
x
Ta
2
Tat
Tat
Tigda I
Tat
Tat
Tigda
Tat
Ta
Thei
Ta
3
Thei
Ta
Thei
X
Tigda Digdig Thei
0
Tigda
(3) TatTat
Ta
ss I
Thei
ss I
Tigda
ss I
Tat
2
Ta
Thei
3
Thei
X
123
(5) Tigda ss
X
Thei
Tat
Tram Thei
Tat
2
Tram Thei
Tat
(6) Ta
Tram Thei
Thei
3
Thei
x
Thei
Tat
Thei
Aa
Thei
Tat
Thei
Ta
Thei
Ta
Thei
Thei
Tat
X
Thei
Ta Tat
2
Ta
Tat
Thei
Thei
Tat
ss
Ta
Ta
Thei
Ta ss
Thei
Thei ss
Tat
Thoss
Digdig
Digdig
Thei ss
Tat
Tho ss
daTig
Dada
TaTh eiTa
Thei
ss
Theiss
Tigda
Tigda da
Tig
Dada
Digdig I
124
Tat
Thei
Ta
Thei
Tigda
da Tig
Tho
Dada
Digdig I
2
The
iTa
Aa The
iTa
Ta
3
The
iTa
ss Tig
Dada
I Tho
x
0
I
X
Digdig Thei
Tigda I
Digdig Thei
Tigda Tat
Digdig
Thei
x
ss I
TatTat
Tigda Tat
ss I
TatTat
Tigda Tat
ss I
Tigda I
Digdig Thei
Tigda
Digdig
(4) TatTat
Tigda Tat
Thei
x
Ta
2
Tat
Tat
Tigda I
Tat
Tat
Tigda
Tat
Ta
Thei
Ta
3
Thei
Ta
Thei
X
Tigda Digdig Thei
0
Tigda
(3) TatTat
Ta
ss I
Thei
ss I
Tigda
ss I
Tat
2
Ta
Thei
3
Thei
X
125
(5) Tigda ss
X
Thei
Tat
Tram Thei
Tat
2
Tram Thei
Tat
(6) Ta
Tram Thei
Thei
3
Thei
x
Thei
Tat
Thei
Aa
Thei
Tat
Thei
Ta
Thei
Ta
Thei
Thei
Tat
X
Thei
Ta Tat
2
Ta
Tat
Thei
Thei
Tat
ss
Ta
Ta
Thei
Ta ss
Thei
Thei ss
Tat
Thoss
Digdig
Digdig
Thei ss
Tat
Tho ss
daTig
Dada
TaTh eiTa
Thei
ss
Theiss
Tigda
Tigda da
Tig
Dada
Digdig I
126
Tat
Thei
Ta
Thei
Tigda
da Tig
Tho
Dada
Digdig I
2
The
iTa
Aa The
iTa
Ta
3
The
iTa
ss Tig
Dada
I Tho
x
2. After 8 Matras :
Tat
Tat
Tigda
Tat
Tigda
Digdig
Ta
Thei
Ta
Thei
Tat Tigda
Digdig
Thei
0
Ta
Thei
ss I Tat
X
Digdig
Thei
Thei
Tat
Thei
Aa
Tat
Thei Ta
Thei
X
Thei
Tat
Thei
Thei
Tigda
2
ta
The
iTa
Thei
Thei
Did dig I
3
ss
Thei
ss
I Thei
ss
Tigda
Digdig
2
ss
Thei
ss I
Thei
ss
Tigda
Digdig
3
ss
Thei
ss I
Thei
x
Tat
Ta
Thei
Thei
Tigda
Ta I Thei Ta
Thei
Ta
Tat
Thei
Tigda
Thei
Tat Tat
Thei
Ta
ss
Tigda
ss
Ta
Thei I
2
Thei
Aa
Thei
0
Ta
Ta
Thei
3.
Thei
Tat
Thei
Thei
Ta The I
3
Thei
Thei
Thei
Tigda
Digdig
Thei
ss I
127
Thei
ss
Thei
ss I
Tigda
0
ss
Thei
ss
Tigda
ss I
Digdig
Thei
ss
Thei
ss
Thei
ss
Ta
Thei
Tat
Thei
3
Thei
Tat
Thei
IThei
Ta The
i Ta
Thei I
Thei
Thei
Tigda
Digdig
Thei
0
Thei
Thei
ss
Tigda
Digdig I
Thei
ss
Tigda
Digdig
Thei
Tat
Thei
ss
Digdig
Tigda
Digdig
Ta
Thei
Ta
Thei
-ss
Thei
ss
Thei
Digdig
Thei
ss
Tigda
Digdig
Thei
Ta I
ss
Tat
Tat
Thei
ss
Tigda
2
ss
Tigda
Digdig
Digdig
3
Digdig
Tigda
Digdig
x
Thei
0
Tigda
ss
x
Thei
ss
Tigda
0
Thei
Thei
ss I
x
Tigda
Thei
(4) Tat
ss
128
Thei
Thei
Aa
Digdig
I Thei
Ta
Thei
2
Ta
Thei
ss
Tat
Tat
Thei
ss I
Ta
Tigda
Digdig
Thei
ss I
Tigda
Digdig
Tigda
Digdig
Tigda
Digdig
Thei
Ta
Thei
Ta
Thei
Ta
Thei
5. After 8 matras :
Tram
Tigda
Digdig
Thei
Ta
The
iTa
The
iTa
Thei
ss
Ta I Thei
iTa
The
i Ta I
Thei
ss Ta
The
I Ta
The
i Ta
Thei
ss
Tram
Tigda Digdig I
Thei
Ta
The
iTa
The
iTa I
The
Ta
Thei
ss I Ta
0
iTa
The
3
Thei
ss
Ta
I The iTa
The
i Ta
Thei
ss
Tram
Tigda
Digdig
0
iTa
Ta
The
3
The
i Ta
Thei
ss
x
The
Thei
Ta
The
iTa
2
i Ta
Thei
ss
Tat
3
Thei
Ta The
i Ta
Thei
x
129
(6) Tramta
TheiThei
Tat Ta
TheiTa
TheiThei
eiTat
Tramta
Tat A
Thei Th
ei Tat
Tramta
I Digdig
Tat A
Digdig
TheiThei Tat Ta
Thei Thei
Tat A
I TheiTh
I TatTa
(7) Tigda
Thei Thei
Tat A TheiThei
ss Tig
dass
Thei
Tigda
x
Thei Tat
Aa Thei
ss Tig
Dass
Thei I
Tat
Tat
Tat I
Ta Thei
Thei Tat
Aa Thei
Thei Tat
Tat
Tat
Tat
Tat
Tigda
Digdig
Thei
Tigda
Digdig
Thei
Tigda
Digdig
Thei
ss
Tigda
Digdig
Thei
Tigda
Digdig
Thei
Tigda
Digdig
Thei
ss I
Tigda
0
Digdig
Tigda
Digdig
x
Dass
0
Digdig
Thei
Tigda I
3
Thei
Thei
ss
Tigda
ss
Tig
2
Thei
Tigda
ssTig
Dass
3
I Tat
x
Ta Thei
130
TheiThei
Thei
Ta Thei
Thei Tat I
AaThei
TheiTat
Tat
Tat I
Tat
Tat
TheiTat
Tat
Tat
Tat
0
Tigda
Digdig
Thei
Tat
Tigda
Tigda
Digdig
Digdig
Thei
ss I
Thei
Tigda
Tigda
Digdig
Thei
Tigda I
Digdig
Digdig I
Thei
ss
Tigda
Digdig
Thei
Tigda
Digdig
ss Tig
da ss
Thei I
Tigda
Digdig
Thei
ss I
Tigda
Thei I
Tigda
ssTig
dass
Thei
I TaThei
TheiTat
AaThei
Thei Tat I
Tat
Tat
Tat
Tat
TaThei
TheiTat
AaThei
TheiTat I
Tat
Tat
Tat
Tat
Tigda
Digdig
Thei
Tigda
Digdig
Thei
Tigda
Digdig
Thei ss
Tigda
Digdig
3
Tigda
Digdig
Thei
Tigda
Thei
Tigda
TheiTat
AaThei
Thei
TaThei
Digdig
Thei ss I
2
Digdig
Thei
Tigda I
Digdig
3
Thei
131
Parans
1. Dhet
Dhet
Trak
Dhet
ss nna
Dhet Ta
0
Kat
Gadi
Gan
Dha
Gan
2. Dhit
Ghe
Dha
Ghe
Ghe
I Tit
Kradha
Dhit
Dhage
Tit
Tit
Kradha
Tit
Kradha
Dhit
Dhage
Tit
Kradha
Tit
Dhage
Tit
3
Dha
Trak
Dha
Tage
ss nna Dha
Trak
2
Tage
ss nna
Dha
Trak
Dha
Tage
ss nna
Gan
Nage
Tit
Tage
Ta Dha
ss Na
Dha
Tir
Kit
Tak
Gadi GanDha
Gadi
3
Dha
Gadi
Gan
I
2
Dha
Dha
x
132
I Dha
gan
Gan
Gadi
Dhaki
Kat
3. Gadi
Dha
Ta I
Tit
Dha
Dhet
Taga ss nna
Gadi
Taga
ss
Dhaki
Ta Dha I
ss Na
Dha
Gadi
Gan
Dha Gadi
Dha
Gadi
Gan
Dha
ss
I Dhaki
Dha
Gadi
Gan
Dha
Gadi
I Gan
4.
Gan
Gadi
Gan
Dhage Tit
Dhage Tit
Tage Tit
Dha
x
TageTit
x
KradhaTit
DhageTit
GadiGan
NageTit
2
KradhaTit
DhageTit
Dha
KradhaTit
0
DhageTit
DhaKradha
TitDha
GeTit I Dha
5.
Gaddin
Nage Tit
Tage Tit
Kit Tak I
x
Takit
DhanDha
ssTa
Dhass I
2
KradhaTit
DhanDhan
Dha Kradh
Tit Dhan
0
DhanDha
Dhan Dhan
Dha
6.
Dhet
Dhit Dhit
Dhage
Tit
133
Kradha
Tit
Dhage
Tit
Kradha
Tit
Dhage
Tit
Dhagi
NaNa
Gin
Tak
Ghi
ssnna
Dass
ssna I
Tagi
Dhet Dhet
Trak
Dhet
Tagi
ssnne
Dha
ssnna
Dha
Tagi
ssnna
Dha ss Dhet
Dhet
Trak
Dhet
Tagi
ss nna
Dha
Tagi
ssnna
Dha
Tagi
ssnna
Dha
ss I
Dhet
Dhet
Trak
Dhet
Tagi
ssnna
Dha
Tagi
ssnna
Dha
Tagi
ssnna
1. Dhet
Dhet
Trak
Dhet
Tage
x
Dhet
Ta
Dhet
0
Dhet
Ta
GeGe
Tit
x
Ta
Dha Ta
134
Ta
Dhet
Ta
Trak
Kat
Gadi
Gan
2
Dha
GeGe
Dhet
Dhet
Dha
ssnna
2
ss nna
Tit
Kat
Gadi
Gan
3
Dha
GeGe
Tit
2
I Dha
3
Tage
Kat
Gadi
Gan
Dhe
Ta
Dha
Dhet
Dhet
0
Dhet
Ta
Tage
I ssnna
Tage
Dhet
Ta
Dhet
Dhet
Ta
Trak
Dhet
Dhet
Ta
GeGe
Tit
Kat
Gadi
Gan
Dha
Ta
Dha
GeGe
Tit
Kat
Gadi
Gan
Dhan
Ta
Dha
GeGe
Tit
3
Gadi
Gan
Dha
Ta
x
Trat
Dha
Dhet
Dhet
Tage
ss nna
Ta
Dhet
Dhet
Dhet
Ta
GeGe
Tit
Kat
GeGe
Tit
Tage
ss nna
Dhet
Dhet
Gan
Ta
Dha
Kat
Gadi
Gan
Dha
Ta
2
GeGe
Tit
Kat
Gadi
Gan
Dha
Ta
Gan
Nagi
x
Dhaki
Ta
2. Gadi
Trak
Gadi
x
Dhe
0
Dha
Dhet
x
Ta
Dhet
Dhet
ssnna
Kat
Trak
Tit I
Tage
Tir
Dha
x
Kit
Tak
2
Ta Dha
Na ss Dha
Gadi
Gan
Dha
Gadi
135
Gan
Dha
Gadi
Gan
Dha
ss Gadi
Gan I
Nage
Tit
Tage
Tir
Kit
Tak
Dhaki
ss Na
Dha
Gadi
Gan
Dha
Gadi
Gan
Gan
Dha
ss I
Gadi
0
Tir
Kit
Tak
Gan
Dhaki
Nage
Tit
Ta Dha
ss Na
Dha I
Gadi
Gan
Dha
Gadi
Gan
Dha
3. Dhage Tit
Tage Tit
Kradha Tit
KradhaTit
Dhage
Dhage Tit I
TitDha
2
KradhaTit
DhageTit
Dhass
DhageTit
0
TageTit
KradhaTit
DhageTit
Dha
3
Kradha Tit
Dhage
TitDha
KradhaTit I
X
DhageTit
Dhass
Dhage Tit
Tage Tit I
2
Kradha Tit
Dhage Tit
Dha ss
Gadi
Gan
I Dha
x
136
Tage
Dha
Gadi
Dha
Ta Dha I
Kradha Tit
DhageTit
Dhass
KradhaTit
DhageTit
Dha
4. Gaddin Na
geTit
TageTir
KitTak
x
Takit Dha
NaDha
Tass
Dhass
2
Kradha Tit
DhanDhan
Dhass
Gaddin
0
NageTit
TageTir
KitTak
Takit Dha
3
NaDha
Tass
Dhass
Kradha Tit
X
DhanDhan
Dhass Gaddin
Nage Tit
2
TageTir
KitTak
TakitDha
NaDha I
0
Tass
Dhass
KradhaTit
DhanDhan
Dha
5. Dhage Tit
Taga Tit
Kradha Tit
Dhage Tit
x
Dha ss
Kradha Tit
Dhage Tit
Dha ss
2
Kradha Tit
Dhage Tit
Dha ss
Dhage
Tit
137
TagaTit
KradhaTit
DhageTit
Dhass I
3
KradhaTit
DhageTit
Dhass
KradhaTit
DhageTit
TageTit
Dhass
KradhaTit
x
DhageTit
Dhass
2
KradhaTit
DhageTit
0
DhageTit
Dha ss
KradhaTit
DhageTit
I Dha
Parmelus
1. Ta
ssVa
Thun Gass I
Takit Thun Ga
Thung Ta I
TaTak Digi
Ta
Thunga
Digi Tak
Ta Dik Dadigan I
3
Thung Digi Tak I Tadik
Dadigan Thei ss I
TaTak Digi Ta
0
138
Thung Ta
Ta
ss I
2. Tat Tat Ta
Drag
x
Tho
2
Thud
anga
Tak I
0
Thei
3
ss Tat Tat I
Ta
Drag
Dun Dun
anga
ss I
Tat Tat
Ta
Drag I
Dun Dun
JhiJhi Kat I
0
Thun
Tak
3
Tak
Tigda
Digdig
I Thei
Tak
Thun Tak
3. Dig Dig
Tara
ssnga
Ta
Tho
Tara
ssnga
Tak
Thun Thun
ssnga Ta
Tigda Digdig I
Tho I
Tara
0
Tigda Digdig Thei
x
Thun
3
ss I Dig
139
I Thei
Kavitt
1. Neer
Bharat
Jamuna Tat
ParJab
x
BharBhar
Neer Ut
haiGag
arTab
2
Dagar Cha
lat Moha
Chadat
LangarHat
Gagar Mohe
0
Jao Ji
Kunwar
Phut Jat
3
ChodCh
od Mad
havMa
dhavMa I
x
dhav
ss Mohe
ChodCh
odMad I havMad
2
ChodCh
140
dhav
ss Mohe
0
odMad
havMad
havMa I
2. Shyam
havMa
dhav
x
Ang
Shavitt
Bang
Bahrat
2
Pat
Peet
Rang
Kanth
Mor
Mukut
Harat I
Madhur
Nritya
Karat
Brij
Bala
Dhigan Tarak
Thei
Dhigan I
Tarak
Thei Dhigan
Tarak
I Thei
3. Jamu
Nake
tat Par
Ban
si Ba
Ja
vat
Dhe
nu Cha
ra
vat
Go
pi Na
cha
vat I
Taka
nheya
Gwa
LaBa
ss la
Sang
Nacha
Tata
Thei
TaTa
Thei
Tata
Thei
0
Tata Thei
Tata
Thei
Tata
nheya
tata
Thei
ss I
Thei
Tata
Thei Tata
Taka
Thei
4. Mur Liki
Dhun Sun
Aa
Yee
Ra
dhe
2
maSu
ndar
Sang
0
Ra
Nacha
Nacha TaKa
Shy
ss
nheya
Shavitt
Chham
Chham
Na Che I
3
sa Ra
chyo
Hai
Vrin
da
Van
Main
141
Tigda
Digdig
Thei
Tigda I
Digdig
Thei
Tigda
Digdig
Ki Chal
Chali Gujariya
Aaan
A chanak
Milo
Sawariya I
Barjori
Sheesh Gagaria I
Kanha I ss
Kanha
Phar
Daye
ss I
Phar Daye
Kanha
Kanha
Tihais Teentaal
Bedam Tihais :
Ta
Thei
Tat Ta
Thei tat
Ta Thei
Thei Tat
Ta Thei
x
Tata
Tata
2
Tat Ta
Thei
Ta
Ta Ta
Ta Thei
Ta Ta
0
Tat Ta
Thei
Ta
Ta Thei
1. Tram
Ta
x
Damdar Tihai :
142
Thei
5. La Mat
Tigdha
digdig
Thei Ta
Kanha
Thei ss
ss
Tram
Tigdha
ss
2
Digdig
Thei Ta
Thei ss
0
Tram
Tigdha
digdig
Thei Ta
I Thei
2. Tigda
Dig Dig
Thei
Ta
Thei
ss
Tigda
Dig Dig
Thei
Ta
Thei
ss I
3. TaThei
Tigda
Dig Dig
Thei
TaThei
TaTigda
Ta
Thei
x
DigDig
x
Thei
ss
TaThei
TaThei
Tigda
Dig Dig
Thei ss
2
Ta
0
TaThei
3
TaThei
TaTigda
DiGDig
Thei
x
143
Jhaptal
Matras 10, Vibhag 4, Taali 3, Khaali 1.
Theka:
Dhi
Na
Dhi
Dhi
Na I Ti
Na I Dhi
Dhi
Na
I Dhi
Dugun :
Dhi Na Dhi Dhi I
Na Ti
Na Dhi
Dhi Na I
Dhi Na
Dhi Dhi I Na Ti
Na Dhi Dhi Na I
Dhi
Chaugun of Jhaptaal :
Dhi NaDhiDhi
DhiNaDhi Dhi
NaDhiDhi Na I
DhiNaDhiDhi
NaTiNaDhi I DhiNaDhiNa
DhiNaDhiDhi
NaTiNaDhi I DhiNaDhiNa
DhiDhiNaTi
NaDhiDhiNa I Dhi
Tatkaar of Jhaptal :
Ta
x
144
ss
Thei
2
Thei
Tat
I Aa
0
ss
Thei
3
Thei
Tat
Ta
x
Sequence of performances
Salami Jhaptaal
Tat
Tat
TaThei
TheiTat
AaThei
TheiTat
Tat
Thei
YaThe
iYa
Tram
TatTat
AaThei TheiTat
Tat
TatTat
TaTheiTheiTat
2
Thei
I TatTat
Thei
TatTat
Thei
Amad Jhaptaal:
Ta Thei
I Tat
Tat
Thei
I Aa Thei
The
Ta The
0
I
i Ta
Thei
Tat
Thei
Thei
Thei
Ta The
i Ta
I Thei ss
Tat
3
Tat Tat
Tat
I Tat
Thei
Thei
Thei
3
I
ss
Tat
Tat
Thei
Simple Tukra :
1. TigdaTi
gdaThei
Tigdha
dig digThei
TaTheiTheiTat
AaTheiTheiTat
o
TatTat I TheiTat
3
TatThei
TatTat
I Thei
x
145
TaThei
Thei Ta
Tigda
Thei
ss
Ta I Thei
Thei
Thei
i Ta
Thei
Thei
Thei
Thei
Tigda
DigDig
I ss Tigda
ss I
3
DigDig
Thei
I Aa Thei I
0
Tigda I
Tat
I
x
ss Tat Tat I
Dig Dig
Thei ss
I DigDig Thei
Tigda
DigDig
DigDig
Thei
x
Ta Thei DigDig I
Thei Aa I
DigDig Thei I Tram DigDig Thei I Tram DigDig I Thei Tram DigDig I Thei
x
146
Thei ss I
Ta ss Thei I ss Tigda I
DigDig Thei ss I
Ta ss I Thei ss Tat I
Tat Thei I
ss Tigda DigDig I
Thei ss I
DigDig Thei ss I
Ta Thei I
iTa Thei I
Thei ss I
ss Ta I
ss Thei ss
Thei ss I
147
Tat Thei I
Thei ss I
Ta ss Thei I ss
Tigda
DigDig Thei ss I
3
Ta ss I Thei ss Tigda I
DigDig Thei I
ss Ta ss I Thei
3. Ta
Thei I
iTa Thei I
3
Thei Aa Thei I
3
Tat Thei I
3
ss Ta Thei I
Tat Thei I
148
Ta
x
Thei Tat I
3
Tigda ssTig dass I
3
Tat Thei I
Thei Tat I Thei Tram Thei I Tat Thei I Tram Thei Tat I
x
Thei
Parans
1. Gadi Gan I Nage Tit Tage I Tir Kit I Tak Dhaki TaDha I
x
ssNa Dha I Gadi Gan Dha I Gadi Gan I Dha Gadi Gan I Dha
x
Dhum I
Kit Dha I
0
ss Kradha Tit I
3
Dha ss I
Dha Ta I
Kat Gadi I
Chakkardar Parans :
1. Dha Kit I Tak Dhum Kit I
x
Tak Dha I
ss Kran ss I
149
Dha ss I
Kit Tak I
ss Kran I
ss Kit Tak I
Dha Kit I
Gan Dha ss I
ss Dha Kit I
ss Dha ss I
Gan Dha I
TaTa ss an Dhet I
3
150
Dha Dha I
Tit Kat I Gadi Gan Dha I Dha Dha I Dhage Tit Dhage I
x
Tit Tage I Tit Tage Tit I Kradha Tit I Dhage Tit Gadi I
x
Ta Kid Dhet I
Tit Kat I Gadi Gan Dha I Dha Dha I Tit Kat Gadi I
x
Gan Dha I
Tage Tit I Kradha Tit Dhage I Tit Gadi I Gan Nage Tit I
x
Tit Kat I Gadi Gan Dha I Dha Dha I Tit Kat Gadi I
x
Gan Dha I Dha Dha Tit I Kat Gadi I Gan Dha Dha I Dha
x
Thei ss I
2
Tigda DigDig Thei I
2
ss Tat Tat I
3
ss Ta
0
Thei
Tat Thei
151
Kavitt
1. Nata war I
nana Hass I
Tass
Krish naKa I
2. Tak Tak I
rat Kit I
Thei
ri TaThe iTa I
ri Go I paGwa ss la Sang I
Khe len I
Ho ri Bar
I jen
Ra I dha DigDig
Ta I
ri Sakhi yan I
Chhan nan I
x
152
ra yan I Ke Men Ko I
Bha vat I
Dhage Trak I
Tu Na I
Kat Ta
Dungun :
Dhin Dhin
Dhage Trak
Tu Na
Kat Ta
Dhage Trak
Dhin Dhin
Dhage Trak
I Tu Na Kat Ta I
Dhi na I
Chaugun :
Dhin DhinDhageTrak TuNaKat Ta I
Tu NaKatTa DhageTrakDhiNa
2
Dhin DhinDhageTrak
Tu NaKat Ta I
DhageTrakDhiNa
Dhi
x
Tatkaar :
Ta ss
I Thei ss I
x
Aa Thei I
3
Thei ss I
Tat ss
Thei Tat I Ta
4
153
Sequence of performances
Salami :
Tat Tat I
Ta Thei
Tat Tat I
Thei
Tat Tat
Thei Tat
Ya The
Thei Tat I
I iya Tram
2
Thei
Aa Thei
2
x
Thei
Tat Tat I
0
Ta Thei Thei Tat
Tat Tat I
Amad :
1. Ta Thei I Tat ss I
x
Aa Thei
I Tat ss I
2. Ta Thei I
x
I Tat Tat
Ta ss I Tat Tat I Ta ss I
Tat Tat I Ta
Tat Thei I
154
4
ss I
Thei
Tat Tat I
Ta ss I
Tat Tat
Ta
x
Simple Tukra :
1. Tigda
Tat Tat I
Digdig Thei
I Tram Thei
Thei
ss I
Thei Tram I
Thei
0
Thei Tat I Tat Tat I
4
ss
3. Tat Tat I
x
ss
ss
Tat Tat I
Thei
0
I Ta Thei I Ta Thei I
Thei Ta I
Thei Ta I
Thei
Thei ss I
Tigda DigDig I
Thei ss I
4. Tat Tat I
ss
Tigda digdig I
Thei
2. Tat Tat I
DigDig I
155
Thei Ta I Thei
0
Ta I Thei Ta
0
Thei
ss I
Chakkardar Tukras
1. Tat Tat I
Tat Tat I
ss I
Ta
ss I
Thei Ta I
Thei ss
DigDig Thei I
Ta Thei I
0
ss
Tat Tat I
4
156
I Tat Tat
0
DigDig
Thei Tigda I
Thei
Ta Thei I
0
0
Tigda DigDig I
Thei Ta I
Thei
x
157
Parans
1.
Dhage Tit
Kradha
Dhage I Tit
Dhet Dhet I
Ta GeGe I
Dha
Dha
I Tit
Tit
Kat I
Gadi Gan I
Dha GeGe I
Tit Kat I
Gadi Gan I
Dha
158
Dhaki Ta Dha I
ss na Dha I
Dhaki Ta Dha I
ss na Dha I
Dha ss I
Dhaki Ta Dha I
ss na Dha I
Gadi Gan I
Dha Gadi I
Chakkardar Paran
Taga ssnna I
Dhet Ta i
Dhet Dhet I
Dha Tit I
ss Dhet
Dhet Trak I
0
Dhet Tage I
Dhet Ta I
ss I Dhet Dhet I
Trak
Dhet I
Tage ssna I
Dhet Ta I
Dhet Dhet I
Ta GeGe I
Tit Kat
Tit Kat I
Gadi Gan I
Dha
Dha ss
159
Kradha Tit I
DhageTit
Dha
ss
Dha ss I KradhaTit
4
ss DhageTit I TageTit
DhageTit
KradheTit I
Dhass I KradhaTit
Dhage TitDha
ss
4
ss
DhageTit TageTit I
2
KradhaTit DhageTit I
Dhass
0
DhageTit
Dhage Tit I
KradhaTit I
3
Dhass I KradhaTit
Kavitts :
1. Tata ss Tu I
ndra Lil I
ss la taBha I
Lak Kat I
Mun deMa I
ss la Gale I
160
She ss shDha I
rani Dhar I
Om
2. Tat tat I
x
Ta The
Ta Trak I
Na Chat I
Nata war I
3
Channa
4
Nana I
Chun nana I
Mila ta cha I
Lata Driga I
Chapa Lacha I
La wat I
Ta Thei I
Tat Thei I
Aa Thei l
Tihais Ektaal :
Damdar :
1. Ta Thei Thei Tat IAa Thei ss Thei Tat I
x
Thei ss Ta ss I
Thei ss
Thei ss I Ta ss Thei ss I
0
Ta Thei
2
Tha Tat I
Aa Thei
Thei
Tat
Thei ss Ta ss I Thei
4
161
Damdar Tihai :
After 6 Matras :
Tat Thei Thei Tat I
0
Aa
3
Thei Thei tat I
Thei Ta Thei Ta I
Thei Ta
Thei Thei I
Ta Thei Ta Thei
x
Ta Thei
0
162
4
Ta Thei
Thei Tat
0
Thei Tat IAa Thei
3
Aa Thei
Thei tat I
2
Thei Tat
I Thei Ta
4
Thei Ta I Thei
x
Dhamaar Taal :
Matra-14, Tali-3, Khali-1, Vibhag-4 :
THEKA :
Te Ta Ta Aa I Ka
Dugun :
Ka Dhi Ta Dhi I
Ta Dha Aa Gra Ti Ta Ti Ta Ta Aa I
Ka Dhi Ta Dhi
Ta Dha I Aa Gra Ti Ta Ti Ta Ta Aa I
Ka
Chaugun :
Ti Ta Ta Aa
Ka
x
Dhamaar Tatkaar :
Ta Thei I
ss Thei ss Ta Ta I
Aa Thei
Thei ss
3
Ta ta
ss I
Ta
x
163
Salaami
Tat Tat I
Ta Thei
Thei Tat
Tat
Aa Thei
tat
Thei Tat
Tat
DigDig
I Thei
Amad
Ta Thei I
Tat ss aa
Ta Thei
Thei Tat
Thei Tat I ss
Aa Thei
Thei Tat
Tat
ss Tat
3
Tat Tat
Ta
Ta
Simple Tukra :
1. Tigda DigDig
Thei
ss
x
Thei
2
Ta
Thei
Ta
Thei
3
Thei
Tigda
Ta
Thei
Tigda
DigDig
Thei
Tigda
Ta
I Thei Ta Thei
Ta
I Thei
ss Tig
da ss
2
TaThei
TheiTat
I AaThei
164
Thei
Tigda
0
DigDig
2. Tigda ss Tig da ss
Thei
ss
Thei
TheiTat
Tigda
DigDig
3
Ta Thei ss Tigda
DigDig
2
Thei
Ta
0
Thei
ss I
Tigda
DigDig
Thei
Ta
Thei
Chakkardar Tukras :
1. Ta
Thei
Tat
Thei
Aa
Thei tat
iTa
Thei
Thei
Thei
3
ss
Tigda
DigDig
Thei
Tigda
Thei I ss Thei
DigDig
Thei
I ss Thei
I ss Thei ss
Aa Thei
I Ta Thei Tat
Tat Thei
Thei
TaThe
iTa
I Thei
2
DigDig
Thei I
x
Tigda
DigDig
Thei
ss I
Thei
Thei I
Thei ss Thei
ss
Tigda
DigDig
Thei
I ss Thei ss I
I ss Ta
I Thei
Tat
Thei
Aa Thei
Tat
Thei
Thei
TaThe
iTa
Thei
Thei
x
Tigda
DigDig Thei ss
I Thei ss Thei ss I
Tigda DigDig
Thei ss Thei I
ss Thei
x
ss Tigda
0
ss
Thei
2
DigDig
Thei ss
3
Thei ss
Thei
x
165
Tigdhe
ss Ta
Thunga
Taka
DigDig DigDig
DigDig
Thei TakThum ss
Tat
TakThun ss Tat
TigdaDigDig TigdaDigDig
TatTat
x
TheiTat
TatThei
TatTat Thei
ss I
Ta Thunga taka
Thunga
Taka
DigDig
DigDig DigDig
2
ITakThun
I ss Ta T Thunga
2
I DigDig DigDig
TigdaDigDig I
3
ss Dha Kran I
2
KitTak
0
Dha
DhaKit TakDhum I
Dha
166
Chakkardar Parans :
GhiGhiDhet TitKat I
DhageTit TageTit I
2. DhaKit Tak
DhumKit Tak
Ghin
daan
Takka
x
Dhas
DhiKit
TasNa
2
DhasNa
Ta ss
0
Dhum Kit Tak
DhaKit Tak
Dhum KitTak
Dhas
DkaKit Tak
3
Dhas
Dhas
x
Dha Kit Tak
2
Dhum KiTak
Ghin daan
Takka
167
Dhi Kit
TasNa
Dhas
DhasNa
3
Ta ss
Dhakit Tak
Dhas
x
Dhum Kit Tak
Dhas
Dha
DhaKit Tak
Ghin
daan
3
Takka
DhiKit
TasNa
Dhas
DhasNa
Ta ss
x
Ta ss
2
Dha Kit Tak
Dhas
DhaKit Tak
Dhas
Dha
x
Kavittas
1. Chhum Chhum Chhana nana Chhum I Chhum Chhana nana Chhum Chhana I
x
Sanga De I
De Taa lee I
Nachen
Tat Tigda I Tat Thei ss I Thei Thei Thei Thei I Tat Tat
168
ss Thei I
2. Shan Kar Shiv Gou ree I Var Naa I che Dim Dim I
x
Dha
Tihas :
1. Tigda DigDig Thei Ta Thei I Tigda DigDig I
x
Dha
Tigda ss Tig I
2
Thei
x
169
SHIV STUTI
Vande dev Uma Patim, sur Gurum,
Vavde jagat taram ,Vande Pannag BhushramMrig dharma,
Vande Pashuna patim ,vande surya sashank,
Vanniah triyenainam,Vande Mukund priyam,
Vande bhakt jana Shriyam cha vardam,
(Vande shivam shankaram)3 times
GANESH STUTI
Gajananam bhut garadi savitam,
Kapith jambu phalcharu bhakshram,
Umasutam shok vinash karkam,
(Namami vighnashver paad pankajam)3 times
VISHNU STUTI
Shanta karam Bhujang sharnam,
Padmnabham surasham, Vishva dharam,
Gagan sredesham,megh varanam subhangam,
Laxmi kantam ,kamal nainam ,
Yoga vidhya nigamyam,
Vande Vishnu bhav bhaya harnam,
(Sarva loka ke natham )3 times
170
KRISHNA STUTI
1. Bhaje Brajek Mandanam,
Samast Paap Khandanam,
Svabhakt Chit Ranjanam ,
Sadev Nand Nandanam,
Supech Guch Mastkam ,
Sunadi Varu Hastkam,
Anang Rang Sagaram,
(Namami Krishna Nagaram )3 times
2.
Kasturi Tilkam ,Lalat patla,
Vaksh tala Kostubhyam,
Nasagra var moktikam,
Kartale varu kar kankaram,
Sarvange Hari chandnam surchitam,
Kanthe cha muktavali,
Gop stri pariveshtheto,
(Vijayte gopal churamarim)3 times
171
Books Of Reference
Name
Author
Projesh Banerjee
Reginald Massey
Dr Puru Dadhech
Dr Puru Dadhech
Shovana Narayan
S. Balakrishnan
Prathibha Prahlad
Sonal Manjsingh
Aakriti Shinha
Sunil Kothari
172
173