Sunteți pe pagina 1din 106

De Onaangepasten

of

De Avonturen van een Rolstoeler


in het Land van de Stappers

door

Christ Braet

1997

1
Opgedragen aan
Filip Buckens, Jacky Boelens, Luc Vandevelde
en mijn ouders.

2
Inhoud

Inleiding 5
1. Een Aardige Man 7
2. Het Saaie Stadje E. 11
3. Jules Sprak Met... Een Malcontente Restaurantroller 19
4. Schapenwolkjes Tellen 21
5. Jules Sprak Met... Een Misnoegde Gehandicapte 27
6. Even De Beentjes Strekken 29
7. Jules Sprak Met... Een Festivalfan 33
8. My Old School 35
9. Jules Sprak Met... Een Militant 41
10. Grote Schoonmaak 43
11. Jules Sprak Met... Een Hellend Vlak-Roller 47
12. Openbaar Vervoer 49
13. Jules Sprak Met... Een Ontevreden ‘Rolstoelpatient’ 53
14. Levenslang! 55
15. Jules Sprak Met... Een Doelbewuste Rolstoeler. 61
16. Witte Leugentjes 63
17. Jules Sprak Met... Een Lopende Roller 67
18. ‘Scipin’ The Net 69
19. Jules Sprak Met... Een Gegeneerde Echtgenote 73
20. Wheelchair Barbie 75
21. Jules Sprak Met... Een Rollend Raadslid 79
22. Uitgelachen? 81
23. Jules Sprak Met... Een Eenzame Homebewoner 85
24. Rollende Stoelen 87
25. Verslaafd 93
26.Mijn Eigen Bedrijf 99
Nawoord 103

3
4
Inleiding

Al een tiental jaar ben ik verbonden aan de redactie van “ ’t


Piekernietje “ - het ledentijdschrift van vzw PIEKERNIE, een
vereniging voor para- en tetraplegici (verlamden) – en schrijf ik, op
tijd en stond, een artikeltje in deze publicatie: een verslag van een
activiteit ingericht door de vereniging, de beschrijving van een
persoonlijke ervaring die mijn mederolstoelers zou kunnen
aanbelangen, enzovoort.

Gaandeweg zijn die puur ‘journalistieke’ stukjes echter uitgegroeid


tot indrukken, impressies van hoe ik, vanuit rolstoelperspectief,
het leven ervaar. Columns, dus.

In die columns – getiteld “De Onaangepasten” – probeer ik mijn


visie op mijn leven te beschrijven, met de voornaamste intentie
mijn medemensen, zowel rolstoelers als stappers, een beter
inzicht te verschaffen in ‘een leven op wielen’. Eén aflevering is
zelfs uitgegroeid tot een heuse roman, “REÜNIE”, die ik samen
met Geert Goeman geschreven heb, en die in 1996 verschenen is.

Deze bundel is samengesteld uit ‘Onaangepasten’ die de afgelopen


tien jaar in “ ’t Piekernietje “ verschenen zijn, afgewisseld met
fictieve interviewtjes geschreven door mijn alter ego, Jules
Vandemariaane.

Ze zijn niet chronologisch gerangschikt en enkele stukjes zullen


misschien reeds gedateerd overkomen, maar deze selectie geeft
wél een beeld van mijn rolstoelleven. En dát is nu net de bedoeling.

Christ Braet

5
6
1. Een Aardige Man

Toen ik, verlamd tot net onder de schouders, uit dat autowrak
werd gehaald en, tijdens de maandenlange revalidatie nadien,
begon te beseffen dat ik de rest van mijn leven in een rolstoel zou
moeten doorbrengen sloeg ik niet in paniek. Ik sla nooit in paniek,
nu niet, toen niet. Ik denk wel na over de situatie. Dagenlang.
Nachtenlang.

Daar had ik in het revalidatiecentrum dan ook alle tijd voor. Het
enige waar ik mij om diende te bekommeren was het leren rechtop
te blijven zitten in die rolstoel en hoe ik, met mijn gevoelloze en
krachteloze armen, in godsnaam die zandzakjes van vijfhonderd
grammetjes moest zien op te tillen. Mijn urenlange gepeins
resulteerde in één besluit: aanpassen.

Het zou een totale omslag zijn, maar als de Homo Sapiens Sapiens
van jager tot fabrieksarbeider kon evolueren, kon ik mij toch ook
aanpassen aan een rollend en zittend leven, dacht ik. Ik had
natuurlijk niet de beschikking over de duizenden jaren die HSS
nodig had voor zijn ‘mentaliteitsverandering’. Mijn ‘renaissance’
moest vlug gebeuren, anders zou ik wegzakken in een verstikkende
brij van nutteloosheid en verveling en zou ik spoedig kopje onder
gaan.

Het kwam er dus op aan een gepaste bezigheid te vinden. Iets


waarmee ik op een nuttige manier mijn dagen zou kunnen vullen. Ik
dacht eerst opnieuw te gaan studeren, maar na enkele inlichtingen
genomen te hebben, waaruit bleek dat ik, naast een uitgebreide en
goed georganiseerde batterij assistenten en verzorgers, ook nog
eens elke ochtend om vijf uur uit mijn bed zou moeten, verdween

7
dat idee vrij vlug weer naar de verre achtergrond. Een geschikte,
en aan mijn beperkte lichamelijke vermogens aangepaste, baan
vinden leek mij niet alleen heel erg moeilijk, maar ook niet bijster
interessant. Er was (en is) zo al weinig werk, waarom moest ik mij
dan met alle geweld toch op de arbeidsmarkt trachten te wurmen?
Enkel om in de statistieken onder het noemertje ‘Actief’ vermeld
te staan? Neen, er moesten andere mogelijkheden zijn, maar
welke? Waar ging ik mij dan wél godshele dagen mee onledig
houden?

Het antwoord kwam onverwacht uit de lucht gevallen. Goede


antwoorden plegen dat regelmatig te doen, en meestal herken je
ze zelfs niet eens. In mijn geval betrof het een voorstel om voor
het gloednieuwe ledentijdschrift van een gehandicaptenvereniging
een artikeltje te schrijven. Wist die aardige man die het mij
kwam vragen, dan niet dat ik gedurende mijn hele schoolcarrière
nooit één degelijk opstel of weldoordachte verhandeling
geschreven had; dat ik zo een opdrachten altijd afgehaspeld had in
koeien van letters om toch maar met alle geweld drie velletjes vol
te krijgen om ze dan steevast terug in de handen gestopt te
worden met een ‘4 op tien’ in het rood in de linker bovenhoek?
Oké, ik was lid van de vereniging, maar waarom vroeg hij aan mij
om een verslag neer te pennen over één van hun activiteiten?

Ergens voelde ik mij wel vereerd natuurlijk en besloot ik de


uitdaging toch maar aan te nemen. Niet omdat ik hierin toen al het
cruciale belang voor mijn verdere leven in vermoedde, maar omdat
ik de goede man niet wilde ontgoochelen.

De dag nadat ik de bewuste aangelegenheid bijgewoond had, liet ik


mijn huisgenoten de grote elektrische schrijfmachine uit de

8
kelder halen. Het was een oud, luidruchtig ronkend, ding waar al in
geen jaren een letter zwart-op-wit uit gerold was. Met een
apparaatje met een rubberen top, dat dienst deed als ‘typvinger’,
begon ik te schrijven. Elke toetsaanslag boorde een lettertje op
het papier en vormde woorden. Regel na regel werd het blad
gevuld en ontstond er ‘iets’ uit ‘niets’. Het was geen hoogstaande
literatuur, dat hoefde ook niet, maar ik creëerde iets. Ik was
weer ‘creactief’, zoals een goede vriend van mij altijd placht te
zeggen. Uren later liet ik het vol geschreven vel uit de lade rollen
en las trots de geïnspireerde titel van mijn werkstuk: “Jaarlijkse
Grote Barbecue 1987!”.

Enkele maanden later kocht ik mijn eerste computer en schreef ik


mijn tweede artikel, een verschrikkelijk hoogdravend en belerend
stuk over “Zelfmoord en waarom het niet te plegen”. Het was een
gedrocht dat ik nu absoluut niet meer onder ogen wil krijgen, maar
dat er mij wel toe aangezet heeft het de derde keer véél beter te
doen.

Nu, bijna tien jaar later, vraag ik me soms af hoe het zou gelopen
zijn zonder dat revolutionaire voorstel van die aardige man. Dáár
moet ik eens een opstel over schrijven, in kleine lettertjes.

9
10
2. Het Saaie Stadje E.

Het Meetjesland, een klein stukje Vlaanderen gelegen tussen de


West-Vlaamse polders en het Antwerpse industriegebied; onder
het Zeeuwse, sexy Sluis en boven het historische Gent. Een
land van populieren en kreken, van landelijke dorpjes en kleine
stadjes. Ik ben er geboren en getogen, in zo een provinciestadje,
wat door stadskraaien zou beschreven worden als ‘ ’t hol van
Pluto‘! En ze zouden niet eens ongelijk hebben want zeg nu
zelf: één hoofdstraat met een kerk in het midden daarvan (waar
zou ze anders staan?), een paar zijstraten én een standbeeld
van een Vlaamse Romantische dichter die er in de 19de eeuw
geboren is, is niet bepaald een metropool te noemen!

Toch is het, officieel, ‘Een Stad’, en wel reeds sedert de 13de


eeuw. Volgens een plaatselijke legende zou Karel de Vijfde, de
Keizer van het Heilige Roomse Rijk, er in 1500 zelfs geboren
zijn. Maar in de geschiedenisboekjes staat achter zijn naam
nog altijd ‘Gent’ als officiële geboorteplaats vermeldt. Zullen
de ‘Greppeschijters’ (excuseer!) of de ‘Herbakkers’, dat zijn de
2 (twee, jaja!) bijnamen voor de inwoners van onze stad, ooit de
erkenning krijgen die hen toekomt? Waarschijnlijk niet, want
wie wil nu, vrijwillig, door het leven gaan met de bijnaam van
een straatbevuiler. Niemand toch? En zeker geen Keizer!
In ieder geval, het veredelde boerengat is een stad, zeer tot
ongenoegen van de inwoners van een dorp 10 kilometer
verderop. Volgens hen hadden zij, indertijd, meer aanspraak op
de stadstitel en hebben wij gewoon geluk gehad. Een belachelijke
rivaliteit die tot op de dag van vandaag voortduurt want ze vinden
nog altijd dat wij een ‘dikke nek’ hebben. Bij het binnenrijden
van ‘het centrum’ echter komt spontaan de gedachte in je op
dat Johanna van Konstantinopel wel in een erg goede bui moet

11
geweest zijn die dag, toen zij, na lang zeuren waarschijnlijk, de
stadsrechten verleende. Dus hadden onze buren, misschien, toch
niet helemaal ongelijk. Het zou kunnen dat het er 750 jaar
geleden allemaal een stuk indrukwekkender uitzag, ik weet het
niet, maar nu lijkt het alleen nog op een stuk E40 met huizen
erlangs. De Vlaamse dichter ziet vanop zijn voetstuk de auto’s
voorbij suizen als zaten ze op het circuit van Francorchamps. De
bomen die vroeger zijn pleintje sierden zijn een tiental jaar
geleden gesneuveld en hijzelf werd een metertje dichter tegen
de huizen geplaatst, allemaal ter ere van ‘Koning Auto’. De stad
is verworden tot een typische ‘alternatieve route’ om ‘s zomers
de files te vermijden op weg naar de kust. Geen ‘frigoboxtoerist’
die er nog aan denkt de plaatselijke middenstand met een bezoek
te vereren, waarom zouden ze ook? Ze kunnen er amper hun auto
kwijt.

Voor ons, inwoners, is het al helemaal geen pretje. Ik leef in een


stad met een linker- en een rechteroever, maar zonder rivier!
Ik zie auto’s en verkeerslichten in plaats van dobberende
scheepjes en bruggen. Welke oen is ooit op het idee gekomen om
de stadskern in twee te hakken met zo een brede straat? Een
‘avenue’ die misschien wel mooi zou ogen in Parijs, maar in een gat
van nog geen 20.000 inwoners toch iets te veel van het goede
is. Je riskeert telkens je leven als je naar de overkant wilt! De
eerste 23 jaar van mijn leven heb ik er nooit echt bij
stilgestaan, maar sedert ik op vier wielen door de straten snor
besef ik pas goed wat het begrip ‘zwakke weggebruiker’ betekent!
Als ‘zwakke weggebruiker’ heb ik één groot nadeel: ik ben te
traag! Ik pas niet in een wereld waarin alles vlug-vlug moet gaan.
Ik sta altijd in de weg, ik kan niet overal passeren waar een
ander dat wel kan, dus moet ik omrijden, wat weer extra
tijdverlies betekent. Ik kan niet overal op het voetpad, en waar

12
geen fietspad is moet ik op de rijweg rijden. Ik vertrek niet vlug
genoeg, ik ben niet altijd even goed zichtbaar... kortom, ik zou
beter thuis blijven!
Maar dat doe ik natuurlijk niet (altijd). In het kader van ‘Re-
integreer Jezelf’ ga ik toch, nu en dan, op een uitnodiging in en dan
‘sta’ ik erop met mijn elektrische rolstoel overal zelf naartoe te
rijden en met het verstand op nul stort ik mij het gevaar in.

Onderweg, terwijl ik vanuit mijn ooghoeken, zorgvuldig, de


voorbij zoevende auto’s in de gaten hou, besluipt mij dan telkens
de enge gedachte: zal ik, wanneer ik ter bestemming kom, wel
binnen geraken met mijn rolstoel?.

“Oh, alles is ‘toegankelijk’ en ‘aangepast’, hoor, geen enkel


probleem”, zégt men!

Totdat ik aankom en er zo een joekel van een voordeurdrempel


in mijn gezichtsveld verschijnt. Ik zie hem al blinken vanop
honderd meter afstand. Nu is één trede niet zo een
onoverkomelijke hindernis voor een elektrische rolstoel, maar
gemakkelijk is toch iets anders. Zodra de aanwezigen in de gaten
hebben dat ik er niet in kan, omsingelen ze mij met vier man en
gaan ze heffen! “Geen probleem!”, klinkt het. Maar geen
enkele van die gewichtheffers heeft ooit al een rolstoel van
dichtbij gezien en hebben dus geen flauw benul waar ze de
beste greep hebben. Ze slopen dus gezwind de helft van mijn
stoel, terwijl ze hun vingers kneuzen, ruggen verrekken en tenen
stoten. Maar, ik bén binnen!
Ook de zogenaamde Openbare Gebouwen zijn niet altijd even
‘openbaar’ voor iedereen. Zo bevond ik mij ooit eens aan de voet
van een 13-treden-hoge trap voor het Stadhuis (in mijn
mechanische rolstoel echter, omdat ik een donkerbruin

13
vermoeden had van hetgeen mij te wachten stond), nadat ik door
een vriend gevraagd was om getuige te zijn bij zijn huwelijk.
“Geen nood!”, lachte de Schepen van Burgerlijke Stand mij,
vriendelijk, toe... en hij belde de politie! Ik moet eerlijk zijn, het
doet je wel wat als je daar zo een metertje of vijf boven het
marktplein bengelt, gedragen door vier sterke armen der wet.
Openbare gebouwen van het meer frivole type, cafés en
restaurants bvb., zijn blijkbaar ook nog niet allemaal tot het
verhelderende inzicht gekomen dat rolstoelers, zo nu en dan, ook
wel eens een pint drinken of een hapje nouvelle cuisine lusten.
Het is al meerdere keren voorgekomen dat ik door de keuken
heen de gelagzaal moest zien te bereiken, onderwijl schuw
bekeken door het keukenpersoneel, alsof ze een controleur van
het Ministerie van Volksgezondheid zien!

Er zijn wel meer mensen die me bekijken met een onzekere blik.
Bang, omdat ze niet goed weten wat te zeggen; onwetend over
wat mij nu precies scheelt. Een klassieker is die situatie waarin
iemand mij niet rechtstreeks durft aan te spreken, maar zich
richt tot de persoon die naast me zit of staat. Wanneer ik dan
zelf antwoord, veranderen ze van kleur en ik zie ze denken:
“Aagh, het spreekt nog ook!”. Ik herinner mij dat een dame, die
achter mij stond, ooit zei: “Bedien dat ‘dutske’ maar eerst.”,
waarmee ze klaarblijkelijk mij bedoelde. Aangezien ik mijzelf
niet beschouw als een halve gare, was ik oprecht in mijn kuif
gepikt. Toen ik haar, later op de avond, wat beter kon observeren,
leek ze mij zelf niet bepaald tot de meest pientere onder ons te
behoren, dus voelde ik mij, de zegswijze “van een zot
verweten, is gauw vergeten” indachtig, terstond heel wat minder
beledigd.

Niet heel Vlaanderen is bevolkt met dit soort halfzachten, er


bestaan nog ‘normale’ mensen ook, gelukkig maar. Toch blijft er

14
altijd een zekere schroom merkbaar, maar die is dan
voornamelijk toe te schrijven aan onwetendheid. Zoals die keer
dat iemand mij, na een nogal hevige spasme, bezorgd vroeg: “Heb
je je pijn gedaan, kan ik helpen?”.

Wanneer ik vervolgens uitlegde wat spasticiteit precies was en


dat het helemaal geen pijn deed, luisterde die persoon, heel
geïnteresseerd toe. Toen ‘het’ dan later nog eens gebeurde
kreeg ik een begrijpende in plaats van een geschrokken blik
te zien. Zulke, ‘normale’, reacties zijn echter zeldzaam. Meestal
kijkt men eerst een beetje verwonderd, en krijg ik vervolgens
een meelijwekkend glimlachje te zien.

Onwennige lachjes krijg ik ook van kinderen. Met een


nieuwsgierige blik kijken ze me aan alsof ze zich afvragen
wanneer ik nu eindelijk ga opstijgen in die eigenaardige machine.
Af en toe verzamelt er eentje toch genoeg moed om, wijzend op
mijn rolstoel, te vragen: “Hoe werkt dat?”.
Nadat ik dan een korte demonstratie gegeven heb, druipen ze,
min of meer gerustgesteld, af. Maar helemaal zeker zijn ze
toch niet want de rest van de tijd zie ik ze geregeld, vanop
afstand, in mijn richting kijken, alsof ze bevestiging willen krijgen
van hun vermoedens dat ik, vroeg of laat, toch wel een keer de
lucht in zal gaan!
En dan is er nog een aparte categorie van mensen, nl. diegenen
die helemaal niet reageren als ze mij zien! Ze herkennen me,
zogezegd, niet. Ik geef toe dat ik er wel degelijk anders uitzie
t.o.v. enkele jaren geleden (wie niet, trouwens?) maar totaal
onherkenbaar is toch lichtjes overdreven. Ze durven gewoonweg
niks zeggen! Ik weet het, de simpelste oplossing zou zijn dat ik
zelf dan maar de eerste stap zet, maar dat doe ik meestal niet.
Het klinkt waarschijnlijk stom, maar ik denk dan: “Misschien

15
hebben ze wel een goede reden om niks te zeggen of herkennen
ze mij echt niet? Dan sta ik mooi voor lul als ik er zelf naartoe
ga!”. Ik dring mijzelf liever niet op en blijf dan maar de kat uit
de boom kijken. Als ik er de volgende dag dan eens over nadenk,
zou ik mezelf wel een klap willen verkopen voor de (misschien)
gemiste kans. Wie weet welk een avontuurlijke avond, vol van
sprankelende gesprekken ik zou gehad hebben als ik zelf even
mijn mond had opengetrokken?!
In een rolstoel zitten heeft, behalve de voor de hand liggende
nadelen, nog die bijkomende moeilijkheid dat iedereen lijkt uit
te gaan van het feit dat ik wel een heel ongelukkig leven moet
lijden. Wanneer ik op de vraag “Hoe gaat het?”, “Goed!”
antwoord, kijken de meeste zo ongelovig alsof ze zojuist te horen
gekregen hebben dat de regering gevallen is! “Hoe kan jij, je leven
in een rolstoel doorbrengend, nog lachen als je iemand ziet
uitglijden over een bananenschil? Die kan tenminste nog
uitglijden, terwijl jij hoogstens je banden kan besmeuren!”,
lijken ze te denken. Ik word niet goed als er weer zo eentje naar
me toe komt, op een feest of een of andere manifestatie, en
doodleuk vraagt: “Ah, ben je hier ook? Dat is goed! Zo kom je
ook nog eens onder de mensen...”. Net alsof ik de andere
dagen doorbreng in een gecapitonneerde cel en alleen mijn neus
buiten de deur durf te steken op de dagen dat de wind goed
zit! Ik word, als rolstoeler, verondersteld zo boordevol
psychische problemen te zitten dat ik een klantenkaart bij een
psychiater niet kan missen. Dat de Homo Sapiens een van de
meest flexibele diertjes is die er op aarde leven, ontgaat deze
mensen blijkbaar. Als de mens van jager naar fabrieksarbeider
kan evolueren, kan ik mij ook aanpassen aan een zittend leven.

Een zittend leven én een waardevol leven! Die dingen doen die ik
graag doe, is, voor mij, al meer dan genoeg. En met een beetje

16
‘aanpassing’ kan ik ze doen. Akkoord, een potje voetballen en
parachutespringen liggen niet bepaald meer binnen mijn
mogelijkheden (vroeger behoorden zulke zaken echter ook niet tot
mijn meest favoriete bezigheden, dus, wat kan het mij schelen...),
maar alternatieven zijn er altijd te vinden! Ik heb vroeger
nog een tijdje geliefhebberd in de edele kunst van het
pottenbakken. Nu is dat een activiteit die, jammer genoeg,
onmogelijk geworden is voor mij. Dus, alternatief: zodra ik een
artistieke opwelling voel komen zet ik mij aan mijn computer en
maak een ‘kunstwerk’ met een tekenprogramma als ‘Fingerpaint’
of iets dergelijks (of ik schrijf een stukje voor dit tijdschrift,
voor zover die natuurlijk onder kunst of literatuur vallen). In
ieder geval, ik creëer ‘iets’. Dat is waardevol en geeft mij
genoeg voldoening om een tevreden leven te leiden, zelfs hier in
“’t hol van Pluto”! Maar ja, er zullen wel altijd mensen zijn die
vooroordelen hebben en denken dat ik de hele dag mijn nest niet
uit kom en dat mijn voornaamste bezigheid, behalve slapen, ‘klagen’
is.

Tot zover de doorlichting van de infrastructuur een bevolking


van een klein, Vlaams stadje in relatie tot mijzelf, een
rolstoeler. Een mensensoort die hier nog relatief onbekend
is (ik ben, bij mijn weten, de enige elektrische-
rolstoelgebruiker in de hele stad). Maar stilaan beginnen ze mij
te kennen. De nieuwsgierige en verwonderde blikken worden
met de dag schaarser. De reacties, bij mijn verschijnen,
normaler. Ze zullen het, uiteindelijk, wel allemaal nog leren!
Hoe prachtig toegankelijk en hoe breeddenkend zullen de
mensen wel niet zijn in het jaar 2240, wanneer de stad z’n
duizendjarig bestaan zal vieren!

17
Maar nu ben ik al tevreden met een oprijdplaat voor mijn
vroegere stamcafé, zodat ik terug, zonder moeilijkheden,
binnenkan. Dat nog en we zijn er: “Het Paradijs in Vlaanderen”!

18
19
3. Jules Vandemariaane Sprak Met...

Een Malcontente Restaurantroller

Jules: En... Wat scheelt eraan?


Malcontente: Och, meneer de journalist. Ik praat er niet graag over,
maar...
Jules: Gooi het maar op tafel, 'Mal'. Niet bang zijn.
Malcontente: Wel, daar gaat het nu nét over, zie.
Jules: Over bang zijn?
Malcontente: Neeje, over 'TAFELS'!
Jules: Tafels!?
Malcontente: Ja. Kijk, mijn vrouw en ik, wij gaan graag eens gaan
eten. We zijn echte lekkerbekken. Een goede 'paling in 't groen' of
een 'steak Archiduc', met een ferme sloot wijn erbij, hé... (stoot
Jules samenzweerderig aan). Ah, daar kunnen wij zo van genieten,
meneer. Dat is ons lang leven.
Jules: Jaja, een keer 'goed tafelen' is een uitermate gezellige
bezigheid, maar wat heeft dat nu precies te maken met uw probleem
met 'tafels'?
Malcontente: Meneer de moderator, als ik eraan denk, jong... Hoe
men iemand zijn plezier zo kan vergallen, dat begrijp ik niet. Een
mens haalt zijn beste das uit de kast, smeert wat gel in zijn haar en
gaat vol verwachting naar een gastronomisch hoogstaand
etablissement, en dan doen ze je dat aan...
Jules: De tafels, 'Mal', de TAFELS! (lichtjes ongeduldig)
Malcontente: Wel, het zit zo... (Jules zucht opgelucht) Zoals u wel al
zult gemerkt hebben, zit ik in een rolstoel. Welnu, negen keer op
tien, wanneer ik in een restaurant mijn voetsteunen onder een tafel
wil rollen - kwestie van eens lekker bij te schuiven - blijf ik ergens
halverwege steken.
Jules: Hoezo 'steken'? Waar en waarmee?

20
Malcontente: (opgewonden) Met mijn knieën! Mijn knieën botsen
tegen de dwarslat aan de onderkant van zo een tafel en ik zit daar
voor lul, een goede veertig centimeter van het tafelblad.
Afschuwelijk, meneer! Je zit je uren op voorhand te verkneukelen in
het vooruitzicht van een culinaire verrukking en, als het dan eindelijk
zover is, moet je eerst nog de halve zaak op stelten zetten om je
tafel te verhogen met bierviltjes, of zo. Mijn honger is tegen dan al
half over, hé... Ja, zo ben ik.
Jules: Rustig aan, zo erg is dat...
Malcontente: (maakt zich kwaad) En die obers en kelners staan daar
dan op te kijken alsof ze 't zien sneeuwen in augustus. Ik heb een
hekel aan zo een dingen! Dat ze eens hogere tafels kopen. Vijf
centimeter, da 's toch zo veel niet!
Jules: (zich discreet uit de voeten makend) Hartelijk dank voor dit
gesprek én 'Smakelijk'!

21
4. Schapenwolkjes Tellen

Wolken zijn wonderlijk! Bestaan er mooiere dingen op de


wereld dan zo een prachtige, puur witte wolk? Wolken zijn
indrukwekkender dan een schilderij van Renoir. Een wolk is iets
schitterend, ze drijft geruisloos voorbij als een reusachtig
ruimteschip uit “Star Wars”. Een wolk prikkelt de fantasie. Ze laat
je, ter plaatse, een wereldreis maken: je ziet er een besneeuwde
bergtop in, en je waant je in de Alpen; tien seconden later zie je
een reusachtige, schuimende golf die komt aanrollen op een
paradijselijk strand ergens in Hawaï. Als je goed kijkt zie je,
misschien, zelfs een piepklein surfertje.

Euh... vergeef mij deze poëtische ontboezemingen, beste


lezer, maar bovenstaand stukje is namelijk geschreven net na
de afschuwelijk hete augustusdagen van 1991. En toen leek een
wolkje (met, eventueel, een beetje regen) aan die, anders zo
blauwe, hemel mij al een ware verademing. Een goed stuk in de
dertig graden, in de schaduw, weet je nog wel?! Zelden
voorgekomen in dit landje van frietkoten en natte zomers! Warm,
warmer,... BLOEDHEET! De mussen vielen, bij wijze van spreken,
uit de bomen. De auto's plakten met hun banden aan het
smeltende asfalt. Sire Boudewijn en Zijn Gemalin hadden het
liefst elke Afspraak in Hun 60/40-jaaragenda geschrapt om
Thuis, te Laken, met Hun Koninklijke Voeten in de Majestueuze
Fontein te kunnen blijven zitten. Geen wind en geen wolkje te
bekennen aan de helblauwe hemel. Nergens, noch buitenshuis
noch binnenshuis, een koel plekje te vinden. Een temperatuur om,
letterlijk, bij dood te vallen. Maar dat hebben we gelukkig, op de
valreep, weten te voorkomen.

22
Zo een zinderende zomer maken we hier in onze contreien,
gelukkig, niet elk jaar mee. Maar de twee vorige jaren hadden
we er toch ook zo eentje? Drie hete zomers na elkaar: heeft dat
iets te betekenen? Misschien...

Door de luchtverontreiniging komen er levensgrote gaten in


de ozonlaag (Moeder Aardes parasolletje) en ontstaat er een
broeikaseffect dat de globale temperatuur zal laten stijgen tot
we, als vissen op het droge, naar adem zullen liggen happen. Iets
wat, natuurlijk, het verder functioneren van de mensheid, ernstig
zal bemoeilijken. Door de hogere temperaturen zullen de
ijskappen afsmelten, wat, op zijn beurt, de zeespiegel zal doen
stijgen. Erg vervelend voor de kustbewoners die vanaf dan zullen
kunnen pootjebaden...in de woonkamer! Jammer, maar helaas.

Sommige doemdenkende eco-freaks zien deze Apocalyps al in


2030 gebeuren! Dat is een wel erg pessimistische visie en zo een
vaart zal het allicht niet lopen. Deze warme, natte tijden zijn
nog niet voor morgen of zelfs voor volgende eeuw. Daar doet
Moeder Aarde honderden, zelfs duizenden jaren over. Het
wereldklimaat verandert constant. Het is nog nooit stabiel
geweest. Er zijn ijstijden geweest, perioden van droogte,
perioden met veel stormen, enz... In de middeleeuwen hadden we
in onze lage landen wijngaarden zoals je ze nu enkel in het
zuiden van Europa aantreft! Groenland is ook ooit echt een
'groen' land geweest (hoe zouden de Noormannen anders ooit
op die naam gekomen zijn), terwijl er nu geen enkel groen
blaadje meer te vinden is, behalve onder de Eskimo's, natuurlijk.
De evolutie van de aarde en het klimaat gaat, na miljarden jaren,
nog steeds door. Maar met onze deskundige (polluerende) hulp in
de voorbije honderd jaar zou het hele zaakje wél in een

23
stroomversnelling kunnen terechtgekomen zijn en zouden we,
eerder dan verwacht, buiten adem zijn! Hopelijk leren we,
liefst voor die tijd, iets verstandiger omspringen met de natuur
- waar we toch allemaal deel van uitmaken - en moeten we onze
toevlucht niet zoeken in artificiële biosferen (waar de VS,
momenteel, volop geld inpompen), die eigenlijk bedoeld zijn om op
de Maan te kunnen overleven, maar waar de hele mensheid wel
eens in terecht zou kunnen komen.

Voor diegenen die hardnekkig volharden in de boosheid omdat


ze de 'Groene Zaak' niet ter harte willen nemen en de natuur
voor hun part kan ontploffen (wat er dus dik inzit): wil je het niet
voor de natuur doen, doe het dan voor mij, want vanaf nu zo een
onmenselijke temperaturen, jaarlijks, moeten zien te doorkomen
is geen pretje. Aangezien ik, misschien zoals zovele tetra's, zo
goed als niet transpireer, omdat er ergens een defectje
in mijn temperatuurregulatiesysteem (oef...) geslopen is, en dat
de verdamping van vocht op de huid (zweten, dus) de ideale
afkoeling is, krijg ik het verschrikkelijk warm en heb ik het zo
godvergeten lastig op zo een hondshete dag dat ik niet weet
waar kruipen - net als mijn hond, trouwens - om een beetje te
ontkomen aan de warme, lamme loden lucht. Mijn oververhitte
gemoederen ontnemen mij alle levenslust. Elke handeling, elke
beweging, hoe licht ook, is er teveel aan: lezen of schrijven lukt
niet wegens gebrek aan concentratie en honderd kilo zware
armen, Tv-kijken wordt bemoeilijkt door dichtvallende ogen,
eetlust is onbestaande, zelfs spreken is, met een mond zo droog
als kurk, een hele opgave. Ademen met open mond - op z'n
hondjes, maar dan zonder tong uit de bek - biedt nog enig soelaas
maar, om onder de mensen te komen als een geile hijger is een
beetje oneerbiedig.

24
"Feelin' hot, hot, hot!" of, in 'groene' termen: "This Body Is In
Danger"! Het enige wat enigszins helpt om mijn, bijna,
overkokende hersens tot een redelijke temperatuur terug te
brengen, is de huid wassen met koud water. Het verdampt terwijl
ik er naar kijk, maar het verfrist enorm. Maar ook deze remedie
is maar tijdelijk, want na een half uur zit ik weer te stomen.

Bij zulke tropische temperaturen is binnen blijven en


wachten op zonsondergang - als het dan al verkoelt - eigenlijk de
enige boodschap. Maar, ik heb ooit eens, tegen beter weten in,
een goed half uur in de verzengende zon gereden, naar een
wielerwedstrijd, omdat ik Claudio Chiappucci - brons en
bolletjestrui in de 'Tour' van '91 - eens in levende lijve wilde
aanschouwen (wat achteraf dik tegenviel, trouwens. Een
pietepeuterig coureurke met een hoge rug, meer niet...) en heb
toen, ongeveer halverwege, gelukkig kunnen (moeten) schuilen in
de koelruimte van een bevriende slager, alwaar ik ook nog de
innerlijke mens mocht verfrissen met een ijskoude pils. Zalig! Ik
had er wel de rest van de namiddag kunnen doorbrengen. De
fiets-atleten konden mij, op dat ogenblik, gestolen worden, al
hadden ze vier keer, na mekaar, de 'Alpe d'Huez' beklommen.

Er is natuurlijk niet altijd een vriendelijke slager voorhanden


en thuis hebben we zo geen grote ijskast, dus blijft het bij
blazen en morren totdat een welwillend wolkje de koperen ploert
aan de hemel tot bedaren brengt. Dan spits ik de oren en luister
of dondergerommel in de verte een einde aan mijn lijden zal
maken. Mijn huisgenoten griezelen bij de gedachte aan een
onweer en turen, met gefronste wenkbrauwen, naar de donkere
lucht boven hen, maar ik vind het prachtig! Zo een zomeronweer

25
met krakende donderslagen en felle bliksemschichten, die, met
hun macaber licht, de omgeving doen lijken op een luguber decor
uit 'Le Fantome De La Nuit' waarin de lijkbleke vampier
Nosferatu, met zijn lange gekromde vingernagels tegen het
venster tikkend, jonge maagdekens de stuipen op het ranke lijf
jaagt. Voorwaar, een sfeervol weertje... en het koelt zo heerlijk
af ook!

Maar het zomerleven is niet altijd zo simpel, zo zwart-wit.


Soms zijn de wolken er wel, maar laat het onweer op zich
wachten en blijft het broeiheet. Sommigen onder jullie zullen
zich nog wel de, zoals altijd geslaagde, maar dit keer net iets te
zwoele (qua temperatuur, dan) 'Piekernie-Barbecue' van vorig jaar
('90) herinneren. Bij het binnenkomen in de sporthal viel een
loodzware lucht op mij, die ik, zelfs met enkele koele biertjes
naar binnen te gulpen, niet van mij kon afschudden. Het
verorberen van een paar goedgekruide barbecueworsten deed
mijn loeihete toestand ook geen goed, integendeel, en deed mij
naar buiten vluchten, op zoek naar enkele kubieke meters
inadembare lucht. Dat ik daardoor een, naar het schijnt,
goed optreden gemist heb kon mij, op dat ogenblik, niet zoveel
schelen: overleven was belangrijker!

Een ander nadeel aan zo een snikhete periode is dat, na


enkele dagen van 'bijna-spontane zelfontbranding' mijn,
doorgaans goed, humeur ernstig aan het aftakelen gaat, tot ik
op het punt beland dat ik de resterende 'potentiële warme
zomerdagen' begin af te tellen en ik Frank Deboosere (die met
zijn wapperende handjes) ga uitfoeteren als hij er weer eens
TWEE graden naast zat of een onweer voorspeld had dat er
helemaal niet gekomen is!

26
Je ziet... een 'goede zomer' is, voor een rolstoeler als ik, een
lange verschrikking, een 'tour de force' met, op de heetste
dagen, hindernissen als waren het steile beklimmingen. Net zoals
de wielrenners in die andere 'Tour', moet ik ze nemen. De
bolletjestrui zal ik wel nooit winnen, maar ik moet erover en
zorgen dat ik binnen de tijd over de meet ga. Ik word gelukkig
niet gediskwalificeerd als ik een duwtje - een verfrissing -
krijg van de omstanders.

Een 'goede zomer' is goed voor diegenen die houden van


bruinbakken (je KUNT er huidkanker van krijgen, opletten
hoor!), en voor de horecasector aan de kust, wanneer tienduizend
'Tien-om-te-zieners' komen afzakken naar Blankenberge, maar
niet voor mij!! Geef mij maar een gesluierde herfstdag,
wanneer net voor zonsondergang, de mist boven de velden gaat
hangen. Of een zachte lente, wanneer het kwik niet boven de 22
graden stijgt en een fris briesje heerlijke, groene geuren in je
reukkanaal stuurt terwijl je, in alle rust, 'De Witte' van Ernest
Claes te lezen of... de schapenwolkjes aan de hemel telt.

27
5. Jules Vandemariaane Sprak Met...
Een Misnoegde Gehandicapte!

Jules: Zeg het eens.


Misnoegde: Héla héla! Een beetje vriendelijker, hé maat! 't Is niet
omdat ik in een rolstoel zit dat je mij moet behandelen als een halve
gare.
Jules: Nee nee, absoluut niet. Ik ben trouwens zelf...
Misnoegde: 'k Trek het mij niet aan. Respect wil ik. Zoals iedereen.
Kom, wat scheelt er?
Jules: Euh, met mij niks, maar ik dacht dat u een probleem had
waarover...
Misnoegde: Een probleem!? Ik ben GEHANDICAPT, meneer. Is dat
nog niet erg genoeg, misschien? Weet je wat dat is, in een rolstoel
zitten?
Jules: Ja hoor, want...
Misnoegde: Dat is verdomd lastig! Een echte HEL is het! Ik voel niks
meer, ik kan niks meer, ik kom niet meer buiten... Ik verveel mij te
pletter, meneer! Ik kon net zo goed dood zijn...
Jules: Maar, dat meent u toch niet? U kunt toch...
Misnoegde: (gaat onverstoord verder) En weet u wat nog het ergste
is?
Jules: (stilletjes) Ik durf het bijna niet te vragen.
Misnoegde: Dat de mensen u behandelen als een klein kind. Als je dan
een keer buitenkomt zeggen ze tegen je dat "je er goed uitziet".
"GOED", meneer, in mijn rolstoel, zeker...? En hoe "goed" het doet
van "een keer onder de mensen te komen..." Wat weten zij daarvan?
(gaat, met heftige gebaren, binnensmonds mompelend verder)
Jules: (voorzichtig) Ik wil niet indiscreet zijn, maar indien u
misschien wat meer...

28
Misnoegde: (terug op volle kracht) En ze praten over uw hoofd heen,
hé. Ze luisteren niet naar je. Alsof je toch geen zinnig woord kunt
uitbrengen, want je zit in een rolstoel hé, dus... Het is geen leven,
meneer, geen LEVEN is het! (schudt het hoofd en gaat plots op een
veel rustiger toon verder) Maar vertel eens, waar kwam u nu
eigenlijk voor?
Jules: Laat maar... en nog een prettige dag verder.

29
6. Even De Beentjes Strekken

“Stomme spast!” riepen mijn vrienden en ik vroeger wel eens,


wanneer een van ons, bij een of ander spelletje, een onhandige of
ongecontroleerde beweging maakte. Die uitroep ging dan nog
meestal gepaard met een gebaar van een gesloten vuist die in de
richting van de mond gaat maar op het laatste ogenblik afwijkt
en op het voorhoofd terechtkomt. Dit gebaar moest dan een
voorstelling zijn van een kwijlend jongetje dat, bij het eten van
een ijsje in een hoorntje, zelfs moeilijkheden heeft bij het
vinden van zijn eigen mond. Dit hele ritueel was heel populair -
ook in andere kringen - en werd dan ook, te pas en te onpas,
opgevoerd. Niemand van ons die zelfs maar enig benul had wat
een ‘spast’ precies was, laat staan dat wij toen reeds gehoord
hadden van ‘spasmen’ of ‘spasticiteit’!

Groot was dan ook mijn verwarring en onzekerheid wanneer -


enkele weken na mijn ongeval - een verpleger mij, na het
allereerste lichte trillinkje in mijn rechterbeen, trachtte gerust
te stellen met de uitleg dat “dit nu spasmen waren”! Spasmen?!
Ik was toch ‘alleen maar’ verlamd, was ik nu ook nog een “stomme
spast” daar bovenop? Zou ik nu, in mijn rolstoel, mijn dagen
moeten slijten met ijsjes mikken naar mijn mond?

In de daarop volgende dagen en weken werden de spasmen


heviger, maar mijn ongerustheid over mijn geestelijk welzijn
nam af naarmate ik begon te begrijpen dat het enkel een
lichamelijke aangelegenheid was. Het ‘hoe’ en ‘waarom’ van de
toestand bleef echter een mysterie. Tijdens mijn eerste
thuisweekend besloot ik beroep te doen op de kennis van
meneer Van Dale. Volgens die ‘dikke’ waren ‘spasmen’ “een

30
krampachtige samentrekking” en ‘spasticiteit’ omschreef hij als
“spierhypertonie” of, voor de leken, “een toestand van gespannen-
zijn”. Ja, ‘spannend’ was het wel, want nu wist ik nog steeds niet
‘waarom’ het fenomeen zich voordeed. Op mijn vragen aan
specialisten ter zake (dokters en dies meer) kreeg ik
telkens het verhelderende antwoord “dat de één er wat meer last
van had dan de ander...”, maar als ik er teveel last van had
konden ze wel “proberen fenoliseren”. Fe-nol-ise-ren! Alweer
een term uit “Het Grote Woordenboek Voor
Doktersbargoens” waar ik geen snars wijzer van werd. Die
‘fenolisatie’ bleek te bestaan uit een aantal inspuitingen met een
goedje genaamd “Fenol” (ligt een beetje voor de hand, nietwaar)
en kon “wel enkele maanden helpen”. Maar mijn hypertonische
spieren bleken iets hardnekkiger dan verwacht,... en het spul was
na twee dagen reeds uitgewerkt! Na nog enkele vruchteloze
pogingen werd de behandeling dan maar gestopt.

Mijn benen leken intussen wel een eigen leven te zijn gaan
leiden: ze trilden, strekten en plooiden dat het een lieve (?)
lust was. De geneeskundige koppen besloten “Plan B” in
werking te laten treden, namelijk. het op grote schaal slikken
van “Dantrium”. Dat bleek te helpen, en wel op verscheidene
vlakken. Ik had weinig of geen spasmen en ook geen honger meer!
Bovendien zat ik constant ‘zo stoned als een garnaal’ en was ik op
het einde van de dag hondsmoe, ook al had ik weinig meer gedaan
dan, enkele keren, twee gewichtjes van anderhalve kilo de lucht
in gehesen. Maanden heb ik zo doorgebracht, mijn
ongemakkelijk gevoel wijtend aan mijn algemene lichamelijke
toestand.

31
Terug thuis, na mijn ontslag, vond ik dat het welletjes was. Ik
ging mijn lichaam niet langer gebruiken als ‘stortplaats’ voor
chemisch afval en besloot, onder de hoede van mijn huisarts,
mijn heil te zoeken in de homeopathie. Na een interview van
goed een uur dacht mijn dokter een passend middeltje te hebben
gevonden onder de welluidende naam “Cicuta Virosa”. Het was de
bedoeling dat ik, een keer per week, tien minuscule, witte
bolletjes in de mond liet oplossen. De eerste keer had ik zo goed
als het hele buisje, met wel vijftig pilletjes, in één keer, binnen.
Volgens mijn huisarts konden mijn oren daarvan gaan zwellen
totdat ze de grootte van die van een Afrikaanse Olifant
bereikt hadden! Gelukkig heb ik daar geen last van gehad (al is,
sindsdien, mijn gehoor wel iets verbetert, maar dit terzijde...).
Spasmen had ik, echter, nog steeds evenveel.

Ik had, intussen, wel een effectief - en leuk - middeltje


gevonden: namelijk. alcohol! Een ‘neutje’ op zijn tijd maakte mij
zo mak als een lam lammetje. Deze alternatieve therapie, die ik
moest toepassen buiten medeweten van mijn huisarts, kon echter
niet volgehouden worden omdat het geen zicht is om daar zo hele
dagen met een stuk in je voeten in je rolstoel te hangen. En:

“Alcohol Schaadt De Gezondheid.”, zegt het Ministerie van


Volksgezondheid, alhoewel de meningen daarover verdeeld zijn!

Nu heb ik, na vijf jaar veldwerk en research, eindelijk de


gepaste remedie gevonden: af en toe (vooral wanneer ik
ergens naar toe ga waar ik verondersteld word van op/in mijn
stoel te blijven zitten) neem ik een half pilletje “Lioresal” en
verder helemaal NIKS! En dat bevalt mij best. ‘Spasmen’ zijn
namelijk. diertjes die je kunt trainen. Je moet ermee ‘leren

32
omgaan’. Helemaal tam krijg je ze nooit, en ze kunnen soms best
vervelend zijn, maar ze zijn onder controle te houden. Wanneer
je, uiteindelijk, dit stadium bereikt hebt zijn ze zelfs nuttig!
Vooral voor de stimulering van de bloedsomloop. Ook wanneer je
te lang in dezelfde houding zit of ligt kunnen ze goed van pas
komen ter voorkoming van doorzit- en ligwonden. Zelfs als je (als
tetra) scheef valt in je rolstoel kan een wel gemikte spasme je
weer in het zadel helpen.

Ik heb nu a.h.w. een haat-liefdeverhouding ontwikkeld met ‘mijn


spasm-pjes’ en ben niet van plan er ooit nog iets drastisch
tegen te ondernemen. Zij gebruiken mijn lichaam en wringen
het in allerlei bochten, ze laten mijn benen wild om zich heen
schoppen, maar, nu en dan, gebruik IK hen. En dat is de perfecte
balans.

Hier moet ik er, jammer genoeg, mee stoppen want ik kreeg


net een verschrikkelijke spasme en zit wel twintig cm onderuit
geschoven in mijn stoel. Die stomme spasmen ook...!!

33
7. Jules Vandemariaane Sprak Met...
Een Festivalfan.

Fan: (luidkeels) You've got to FIGHT... for your RIGHT... to


PAAARTEEEEY!!!
Jules: Ho maar, ho maar... Waar kom jij vandaan?
Fan: Ikke!? Van "The Chili Peppers", "The Squad"! WIJS jong...!!
Jules: Ah, van een muziekfestival?
Fan: 't Zal wel zijn!
Jules: En, gaat dat zo een beetje? Met die rolstoel, op zo een weide?
Fan: Boh, ja... No problem. 't Is te zeggen, als er niet teveel modder
is... want dan is 't 'slipping en sliding', hé (lacht)!
Jules: Natuurlijk. Maar anders... goede organisatie?
Fan: Sure! Maar ik moest wel even lachen met die mannen van de
Eerste Hulp! Amaai...
Jules: Oh ja? Waarom?
Fan: Wel, in de loop van de namiddag voel ik pijn in mijn arm, en hij
begint zo een beetje rood te zien. Een insectenbeet, dacht ik. Maar
ja, je weet nooit, hé... dus ik naar die Eerste-Hulp-tent. Ik glij daar
binnen en toon mijn arm. "Ah ja, een insectenbeet" dus, "gaan we
toch even ontsmetten",
zegt één van die kerels. Beginnen ze daar met z'n tweeën die hele
tent om te keren, maar niks dat in de verste verte ook maar op een
ontsmettingsmiddel leek, hé. "Och ja" zegt er een, "we hebben niks
om te ontsmetten en het ziet er toch niet erg uit, dus laat maar." Ik
kon vertrekken! WOEAAA!!! Grave gasten, maat, die E.H.B.O.-ers!!!
Jules: Die hadden niks bij?! Waarvoor staan ze er dan?
Fan: Weet ik het?! Om schuiten die een vat teveel op hebben, en
daar per vergissing komen binnen gewaggeld, wat koelte toe te
wuiven, zekers?
Jules: Wie weet...

34
Fan: Maar kom, het WAS nu niets ernstigs, er zijn geen benen aan
gebroken, hé! (giert het ineens uit) BENEN GEBROKEN...?! Gelukkig
maar, wat zouden ze dan gedaan hebben?
Jules: U toch minstens een aspirientje gegeven hebben, hoop ik?
Euh, nog veel plezier verder...

35
8. My Old School

Stel je voor: je krijgt op zekere dag een uitnodiging voor een


mosselsouper in de bus. Het hele vreetfestijn blijkt door te gaan
in je vroegere school. Je hebt er in geen jaren een voet binnen
gezet. Laat staan een wiel. Ook heb je, na het barbecueseizoen,
wel zin in het verorberen van een weekdiertje of twee en je laat
je inschrijven. De gedachte aan het weerzien van enkele
personen die een goed deel van je jeugd grondig verpest
hebben (ex-biologieleraren en dergelijke) doet je nu niet
bepaald opspringen van vreugde maar nieuwsgierigheid drijft een
mens tot het uiterste, nietwaar? Tot zover niks aan de hand,
maar dan haal je je het grondplan van je oude school even voor de
geest en waar je ook draait of keert: er is geen enkele ingang
toegankelijk gemaakt voor (elektrische) rolstoelen! In de
'virtuele realiteit' van je 'breincomputer' rijd je je hele school
rond en aan elke deur sta je voor stoepen en treden. Je zou er
zowaar 'drempelvrees' van krijgen. Met je mechanische
rolstoel, die toch menige (tientallen) kilo's minder weegt, je naar
ginder begeven lijkt de aangewezen manier. Maar omdat je daarin
niet zo comfortabel zit trekt die idee je niet zo aan.

Wat doe je dan: je verstand (het witte engeltje op je


rechterschouder) zegt: "Blijf maar thuis, jong. Anders moet je
de hele avond in die ongemakkelijke rolstoel zitten en daar heb
je 's anderendaags toch maar een stijve nek van...", maar je soms
(min of meer) militante geest (het rode engeltje op je
linkerschouder) suggereert geniepig: "Karren maar, mét de
elektrische!".

36
Ik was wel 'in the mood' voor een avontuurtje, dus trok ik
op de desbetreffende zaterdagavond mijn stoute, maar warme,
winterschoenen aan en reed, in mijn elektrische rolstoel, het
mistige herfstdonker in naar mijn een tweetal kilometer verder
gelegen vroegere school. Ik durfde vanwege het ontbreken van
enig, geruststellend, zonlicht niet langs het smalle paadje
langszij de spoorbaan rijden omdat ik geen zin had om in de
(droogliggende) gracht te belanden. Ik had nu eenmaal mijn
zinnen gezet op een 'mosseltje' en koeienvlaaigeur moest, ten
allen prijze, worden vermeden. Nochtans was dit vroeger mijn
dagelijkse route naar school en in een dolle bui durfde ik mij nog
wel eens begeven op het slechte pad, maar nu enkel op klaarlichte
dag. Dus koos ik voor de veilige weg. Bij gelegenheden dat ik
mij in het verkeer stort, reken ik mijzelf tot 'de gemotoriseerde
medemens' en tuf ik, moedig en elk gevaar tartend, op de rijweg
maar omdat, om vooralsnog onbekende redenen, mijn
achterlichten alle dienst weigeren besloot ik deze keer op het
voetpad te rijden. Na, aan een gezapig snelheidje en
probleemloos, enkele honderden meters te hebben afgelegd ging
ik het hoekje om. Het achterliggende, wel gezellig uitziende,
straatje was er eentje van het woonerf-zone 30-type met
redelijk smalle voetpaadjes. Tot mijn stomme verbazing zag
ik dat een onverantwoordelijke medeweggebruiker zijn fiets
achteloos tegen een gevel gedeponeerd had, mij aldus verdomd
weinig plaats latend te passeren. Omdat ik moederziel alleen op
pad was leek het mij onverstandig te proberen van het voetpad af
te rijden. De boordstenen mogen dan wel afgekant zijn, en heel
praktisch voor auto's en fietsen, maar ik denk dat de kerels die
ze maken er nog nooit een rolstoel zien afbolderen hebben. Het
risico van voorovervallen met een spasmpje erbovenop was mij
bijgevolg te groot. Terugkeren, tot bij een verlaagde stoeprand

37
aan een garage of oprit, daarentegen was mij een veel te grote
omweg. Ik moest er langs. Met ware doodsverachting wurmde ik
mij tussen de fiets en de gapende afgrond van de stoeprand.
Met uiterst precies millimeterrijden vorderde ik centimeter na
centimeter. Net op het ogenblik dat ik dacht het obstakel
gepasseerd te zijn bleef ik met mijn mouw aan ‚‚n van de remmen
haperen. Het gevaarte ging aan het wankelen en leek zich nog even
wanhopig vast te klampen aan de bakstenen gevel alvorens toe te
geven aan de onverbiddelijke wetten der zwaartekracht... en
tegen de grond te kletteren! Intussen was ik er echter voorbij en
maakte mij, zonder omkijken, fluitend uit de voeten. Dat zou hen
leren, een fiets zomaar tegen een gevel achterlaten...

De verdere reis verliep zonder noemenswaardige incidenten,


behalve misschien dat ik mij, bij aankomst aan de school, voor
een gesloten hek bevond. Het hek op de rijweg - voor auto's en
fietsers - stond uitnodigend open, maar men verwachtte blijkbaar
geen voetgangers (én rolstoelers) dus het voetpadhek bleef
potdicht. Ook deze keer geen verlaagde stoepranden in zicht.
Een honderdtal meter terug keren, naar een zebrapad, bleek de
boodschap. Zodoende werd ik, onverlicht en wel, verplicht
toch nog een eind op de rijweg te rijden.

Tijdens mijn imaginaire verkenningsreis was ik tot de


vaststelling gekomen dat de enige ingang die 'te doen' was
zich aan de achterkant, bij de fietsenstalling, bevond. Daar
had ik dan ook, wijselijk, afgesproken met mijn ouders. Toen ik
zo de parking oversnorde, richting sportveld en 'velorekken',
voelde ik mij eventjes het schooljongetje van weleer, op weg
naar de les en ongerust over de confrontatie met de leraar
wiskunde omdat ik weer eens de ballen gesnapt had van mijn

38
huiswerk... In tegenstelling tot vroeger was ik nu eerder ongerust
over de confrontatie met de drempel voor de deur. En, ja hoor...
daar lag hij, in al zijn glorie: wel 15 cm hoog! Vader en moeder
stonden zorgelijk te fronsen hoe ze mij "in hemelsnaam - en
zonder ongelukken - daar op zouden krijgen". We hadden, de
hemel zij geprezen, een paar plankjes-voor-noodgevallen in de
auto liggen anders had ik mijn mossels 'al fresco' (ofte onder
den bloten hemel) kunnen opvreten. Gelukkig maar, want het was
nu niet bepaald ideaal terrasweer.

In de versierde refter hing een frietenreukje dat heel wat


smakelijker geurde dan hetgeen in mijn schooldagen doorgaans
uit de keuken naar buiten gewalmd kwam. Misschien het bakvet
ververst, of zo... In ieder geval: het zag er wel gezellig uit.
Totdat mijn oog viel op het gezicht van mijn vroegere
wiskundeleraar! Hoe was het in godsnaam mogelijk, ik was nog
geen vijf minuten binnen of daar had je het gedonder al.
Visioenen van 'halve blaadjes papier', nullen en nota's-in-de-
agenda flitsten door mijn geest. Hij deed, gelukkig, alsof hij me
niet herkende, maar ik wist wel beter. We werden intussen een
tafeltje aangewezen, iets buiten zijn gezichtsveld, dus het viel nog
mee.

Een half glaasje port later ontwaarde ik een boom van een
vent die met zevenmijlstred op ons kwam toegestapt: de ex-
biologieleraar! Aaah! The horror, the horror...! Wat had ik
mijzelf aangedaan? "'t Is Chris, zeker?", kraakte het van tussen
een duifgrijze baard. "Euh, ja...", antwoordde ik stil. "En, hoe
gaat het?" ging de baard verder. "Euh, ja... Euh, goed, hé. Geen
problemen..." zei ik, ietwat uit mijn lood geslagen. "Ah, allez"
repliceerde de kolos, daarmee aangevend dat het gesprek, wat

39
hem betrof, beëindigd was. Daar zat ik niet echt mee,
aangezien ik ook vroeger zelden diepzinnige conversaties met
leraren voerde.

Intussen had ik, vanuit mijn ooghoeken, een bezig baasje gevolgd
dat, na twee keer kijken, mijn leraar Geschiedenis bleek te zijn
die 'garçon' speelde. Een rol die hem bleek te liggen. Hij
vlinderde, met lichte pasjes, van tafeltje naar tafeltje, behalve
het onze... Net als de wiskundeleraar deed hij alsof zijn neus
bloedde en liep mij telkens straal voorbij. Hij moest blijkbaar te
ver terugkeren in de geschiedenis om zich mij nog te herinneren.

Om de mosselen beter te laten verteren zakten we, een uurtje


later, af naar de bar, alwaar ik me stilaan zo een beetje Michael
J. Fox als Marty McFly in 'Back To The Future' begon te voelen:
ik was terechtgekomen in het verleden. Waarom kenden deze
mensen mij niet? Hadden we geen jaren samen doorgebracht in
deze gangen en klaslokalen? Waar waren hun herinneringen
aan saaie maandagochtendlessen met ons, leerlingen, tegen onze
zin in de schoolbanken en zij, leraren, verveeld bij het bord?
Waren zij de 'buizen' of de zeldzame 'negen op tien' vergeten?
Ik alleszins niet! Maar kende ik hen daarom? Ik had ze ook nooit
gekend. Nooit leren kennen. We hadden elkaar, simpelweg, niet
de kans daartoe gegeven. De traditionele leraar/leerling-
verhouding liet dat niet toe. Diegenen die mij nu negeerden
deden het omdat ze bij god niet wisten wat ze tegen mij
moesten zeggen. De enkeling die joviaal 'goedendag' kwam
zeggen, kwam geforceerd over. Diegenen die mij 'een flauw
glimlachje schonken' zouden vroeger net hetzelfde gedaan
hebben. Naarmate de pintjes elkaar opvolgden begon ik mij
meer en meer te wentelen in mijn spookachtige fantasieën die

40
zich leken af te spelen in een andere dimensie: "The Twilight
Zone". Ik voelde mij niet meer 'Marty McFly', ik werd 'Rip Van
Winkle' die onder een boom in slaap gevallen was en pas jaren
later terug ontwaakte, zonder argwaan zijn dorp binnenwandelde
en zich afvroeg wie al die ouwe mensen waren (mijn eerste les
Engels, notabene). Mijn nieuwsgierigheid om mijn oude school nog
eens terug te zien had plaats gemaakt voor een eigenaardig
gevoel van vervreemding. Een afstand van lichtjaren tussen mijn
huidige-ik en mijn vroegere, dagelijkse, omgeving en haar
bevolking...

Gelukkig werd mijn absurde gedachtestroom onderbroken door de


mededeling dat "het bier op was". Om tien (tweeëntwintig) uur
zaten ze verdorie al aan de bodem van het vat. Maar ja, hoe kon
het ook anders. Het bleef een school natuurlijk, daar ging je
toch niet naartoe om je eens goed te amuseren. Vroeger niet
en nu blijkbaar nog steeds niet. Op weg naar de uitgang (met
levensgrote drempel) nam ik afscheid van 'mijn vroegere school'.
Vanaf dan was het alleen nog maar... 'een school'. Lichtjes
beneveld en met een verwarde glimlach om de lippen reed ik
opnieuw het donker in. Op de rijweg en zonder lichten.

41
9. Jules Vandemariaane Sprak Met...
Een Militant

Militant: Ah, meneer Vandemariaane! Net op tijd voor de


persconferentie. Welkom, welkom...!
Jules: (beetje uit het lood geslagen) Euh... Ben ik hier de enige?
Waar zijn de anderen?
Militant: De (heel gearticuleerd) PERSGILDE, meneer Vandemari-
aane, laat het weer eens massaal afweten. (op héél geïrriteerde
toon) Zoals gewoonlijk als het over gehandicapten gaat.
Jules: Och, dat zou ik...
Militant: (heftig) Meneer Vandemariaane! Als het te laat is, zullen ze
'es nicht gewüsst haben', zeker?
Jules: Maar wat staat er dan te gebeuren?
Militant: (het hoofd gebogen) Het is volop bezig, jongen... volop aan
het gebeuren... (kijkt op en gaat verder vol vuur) Maar we kunnen het
tij nog keren! Het is nog niet te laat! Nog zeker niet! Samen kunnen
we...
Jules: (sussend) Ho maar, ho maar... Waar heeft u het eigenlijk
over?
Militant: (op samenzweerderige toon) Over het feit dat gehandi-
capten systematisch uit de maatschappij geweerd worden.
Jules: Maar dat is toch niet zo?
Militant: Jawel! We zijn een minderheidsgroep, meneer Vandema-
riaane. En u weet toch wat er met andere minderheden aan het
gebeuren is, hé? Ze passen niet meer in hun samenleving! Ze willen ze
allemaal terug sturen! Of erger nog, kijk naar Duitsland...
Jules: U gaat toch niet beweren dat... Nee, dat meent u niet?
Militant: En of ik het meen! Wanneer zijn WIJ aan de beurt, meneer
Vandemariaane? Wanneer gaan ze ons eruit gooien! En WAAR

42
naartoe? Het staat te gebeuren, weet u! Het is alleen een kwestie
van tijd.
Jules: Nee, dat geloof ik niet! Ten eerste zal dat niet gebeuren met
andere minderheden. Het is geen oplossing en het is niet realistisch,
het is... het is... onzin! En ten tweede: we leven toch in een zorgzame
maatschappij, dus hoe...? Nee, dat pikt niemand!
Militant: Oh nee? Het zou nochtans niet de eerste keer zijn! Het is
al eerder gebeurd, hoor. Enkele tientallen jaren geleden. Niet ver
hiervandaan, zelfs! En toen wisten de mensen ook van niks!
Jules: Stop... Stop! Ik voel een stekende hoofdpijn opkomen...
(verlaat overstuur het lokaaltje)
Militant: (een hoofdschuddende Jules naroepend) Alleen een kwestie
van tijd, meneer Vandemariaane! Let op mijn woorden...!

43
10. Grote Schoonmaak

Een mens kan niet eeuwig onaangepast blijven. Als je een negental
jaren in een rolstoel leeft dan moet je toch je zaakjes min of meer
voor elkaar hebben. Je hebt tijd genoeg gehad om een en ander
uit te proberen en daaruit een bepaalde praktische routine kunnen
ontwikkelen, waar zo weinig - liefst helemaal niet - van afgeweken
mag worden. Een uitgebalanceerd regime waarin je een zo hoog
mogelijk rendement bereikt. Alles op z'n plaats en een plaats voor
alles is de sleutel tot mijn efficiëntie. Natuurlijk lukt dat niet de
hele tijd voor de volle honderd procent. Af en toe dient er wat
bijgestuurd (lees: gezocht) te worden, maar meestal gaat het vrij
aardig.

Zo heb ik in mijn multimediahoekje alles bij de hand wat ik in de


loop van de dag zou nodig kunnen hebben: mijn computer en
printer, daarnaast de telefoon en links daarvan een batterij
afstandsbedieningen. Wanneer ik mijn rolstoel negentig graden
draai, zit ik op de eerste rij voor de televisie en knal in het midden
van de 'perfecte stereo-driehoek' tussen de luidsprekers van mijn
geluidsinstallatie, die naast de TV staat. Ik kan alles zelf
bedienen, eventueel met de 'zapbakjes'. Er is niets speciaals
aangepast, alleen de plaatsing en de opstelling ervan is voor mij
uiterst praktisch. De hoogte en de bereikbaarheid zijn ideaal. Ik
switch van de ene elektronische toepassing naar de andere zonder
mij meer dan een meter te moeten verplaatsen. Zolang alles daar
blijft staan waar het hoort te staan, kan ik een hele dag in mijn
hoekje doorbrengen zonder - bij wijze van spreken - uit mijn zetel
te komen. Een situatie die mij meer dan bevalt. Ze staat mij toe
te doen wat ik graag doe, zonder tijdrovende rompslomp en gedoe,
die alleen maar demoraliserend werken. Ik kan mij rustig en in

44
ideale omstandigheden wijden aan mijn taak, zijnde het (pogen)
mijzelf en mijn medemens aangenaam onledig te houden met het
schrijven van plezante stukjes. Een bezigheid die ik nauw ter
harte neem en die toch wel de helft van mijn tijd beslaat.

Groot is dan vanzelfsprekend de paniek en de verwarring wanneer


ik opeens, voor enkele dagen, uit mijn natuurlijke biotoop
verbannen word, wegens omstandigheden buiten mijn wil. Een
totale ontwrichting van mijn systeem is het. Vergelijkbaar met
een ernstig defect aan mijn rolstoel: allesomvattend en niet binnen
de eerste vijf minuten opgelost!

Onlangs was het zover. 'In maart leggen alle vogels een taart' en
begint de 'grote schoonmaakwoede' de kop op te steken. Alles is
opeens, om onverklaarbare reden, te vuil en smerig voor woorden
en moet grondig opgepoetst worden. We kregen de
binnenschilder op bezoek om ons vergeelde plafond te witten - er
word wat afgepuft en -paft bij het zoeken naar inspiratie - en
mijn hele constructie moest wijken om de vakman zijn stiel naar
behoren te laten uitoefenen. Het begon al de dag voordien, want
alles moest ontruimd zijn om hem 's anderendaags bij het krieken
van de dag meteen zijn borstels te laten wapperen. Alle apparaten
werden vakkundig monddood gemaakt en geëvacueerd. Gelukkig
kon de televisie blijven. Had ik toch nog iets over, mijn laatste
avond...

Een dag later begon het pas goed. Daar zat ik dan: in de veranda,
tussen de bloemetjes en de plantjes, maar afgesneden van de
informatiesnelweg. Zonder muziek en computer, de twee
levensnoodzakelijke ingrediënten voor mijn welzijn. De krant en
een paar tijdschriften waren vlug - te vlug - uitgelezen en

45
doorbladerd en boden maar tijdelijk soelaas. Op de koop toe
begon het nog te regenen. Troost van een beetje zonneschijn was
mij dus ook al niet gegund. Geïmmobiliseerd op dit zijwegje,
broedde ik op een oplossing, een uitweg uit deze leegte. Die
kwam er al gedeeltelijk met de komst van een transistorradiootje.
Het was geen hi-fi-kwaliteit, maar ik kon toch weer de nieuwe van
Pearl Jam een viertal keer door mijn hoofd horen stuiteren en dat
heeft altijd een verfrissend effect. Aan computers geen gebrek
in ons huishouden, we hebben ze in alle maten en gewichten (dat
komt ervan als je de digitale informatica op de voet tracht te
volgen: na een aantal jaren zit je met een stock aan verouderde
hardware, die je aan de straatstenen niet meer kwijt raakt, maar
wel nog best bruikbaar is). Dus werd een draagbaar modelletje op
mijn rolstoeltafel geïnstalleerd, met wat kunst- en vliegwerk van
verlengsnoeren en dergelijke. Aan de allerbelangrijkste
voorwaarden was dus voldaan om opnieuw creatief bezig te kunnen
zijn.

Ik ben er zelfs, na een korte aanpassingsperiode, in geslaagd de


inleiding van dit stukje te schrijven. Het ging niet zo bezield als
anders en zonder uitstapjes in 'cyberspace' (op mijn portable
modelletje zit geen modem) misschien zelfs iets minder spannend
dan waar ik tegenwoordig aan gewend ben, maar het lukte.
Onwennig en een beetje aarzelend verschenen de eerste letters,
in vloeibare zwart-wit-kristallen, op het scherm en ik was weer in
mijn element. Twee dagen heb ik zo gekampeerd, met mijn hond
trouw, maar lichtelijk verwonderd, aan mijn zijde - het beestje
was ook het noorden een beetje kwijt - en de derde dag, wanneer
mijn geautomatiseerde hoek weer in bedrijf kon gesteld worden,
drukte ik een klapzoen op mijn scherm, van pure blijdschap.

46
Om u maar diets te maken dat een mens, hoe vastgeroest hij ook
mag zijn in zijn leventje en zijn routine, als er onvoorziene
omstandigheden in het spel zijn, toch altijd een alternatief kan
vinden. Die omstandigheden mogen misschien heel ingrijpend en
onoverkomelijk lijken, ze zijn het meestal niet. Er valt wel iets te
regelen. Ik neem me dus voor om vanaf nu nooit meer
‘onaangepast’ te zijn, maar wel altijd ‘bijgesteld’. Tot binnen drie
maanden met het eerste artikel in de reeks: ‘De Bijgestelden’!

47
11. Jules Vandemariaane Sprak Met...
Een Hellend Vlak-Roller

Jules: Zo, Ronquières. Hoe loopt het?


Hellende: (lachend) Van een leien dakje, jongen!
Jules: Ah, ja? Hoezo?
Hellende: Och, het leven kan soms zo simpel zijn, hé!
Jules: Verklaar u nader, 'Hel'.
Hellende: Kijk, tien jaar zit ik al in een rolstoel. TIEN jaar, hé man.
Da's lang, hé! ...(burps)...
Jules: Dat begint te tellen, ja.
Hellende: Dat zou ik geloven. Da's tien jaar dat ik moeilijkheden heb
om ergens binnen te geraken. Je kent dat, hé. Overal trappen,
stoepen en treden. Verschrikkelijk, jong! (hevig) Maar nu... (nog
heviger) maar nu... IS HET GEDAAN! Allemaal voorbij! Fini! (opnieuw
rustig) Ah, 't leven kan schoon zijn... (hikt) ... Oh, excuseer.
Jules: Vertel eens.
Hellende: Vertellen? Ik kan het bijna met geen woorden beschrijven.
Zo een ommekeer! Wat een simpel, doodgewoon hellend vlak kan te-
weegbrengen! Niet te geloven!
Jules: Ga verder. Ga vooral verder.
Hellende: Twee plankjes, meer is het niet. Maar ik kan binnen. En
daar heb ik dan tien jaar moeten op wachten! Maar nu liggen ze er.
Fantastisch, hé?
Jules: WAAR liggen ze, 'Hel'? WAAR...?
Hellende: Aan de voordeur van mijn stamcafé, tiens! Waar anders?
...(hik)... Eindelijk kan ik eens een pintje gaan drinken zonder aan één
of andere kwibus te moeten vragen mij de tredes op te helpen. Want
die moet je daarna dan ook

48
nog trakteren, hé! Dat is een mens toch zedelijk verplicht, nietwaar?
MAAR NU... mijn leven heeft weer zin, weer inhoud... (glimlacht
meewarig)
Jules: 'INHOUD'?! Dat zal wel, ja. Euh..., profiteer er maar van én
'Cheers!'

49
12. Openbaar Vervoer

Ik weet het, ik weet het! Ik had de vorige keer plechtig beloofd


om nooit meer ‘onaangepast’ te zijn en ik heb de afgelopen
maanden ook mijn uiterste best gedaan om vlot ‘bijgesteld’ te
leven - wat mij steeds beter lukt - maar nu zijn het weer de
‘anderen’ die moeilijk doen. Het zit zo:

De afgelopen julimaand heb ik enkele weekjes doorgebracht aan


onze Belgische Kust. Het was, naar stilaan goede (?) gewoonte
snikkend heet. Als het zo doorgaat met ons klimaat zal ik toch nog
moeten emigreren naar IJsland om gezond van lijf en leden de
zomer door te komen. Ik heb mijn oog al laten vallen op een
rustieke houten schuur boven op een heuveltop, uitkijkend over
Reykjavik. Ik mag er gratis verblijven. Ik moet alleen de schapen
twee keer per dag uitlaten. Een 4x4 elektrische rolstoel, met
sneeuwkettingen, is wel een vereiste om daar een beetje uit de
wielen te kunnen. U hoort er nog van.

Maar we dwalen af: omdat het voor de ‘anderen’ een lekker


weertje was, werd uitgekeken naar een daguitstapje. Even weg
van de drukke kust om elders de drukte te gaan opzoeken. Moet
kunnen. Onze overzeese familie verbleef een maandje in ‘the old
country’ en de Amerikaanse ‘kids’ wilden natuurlijk spelen. Wat
maar logisch is met hun 4 en 8 jaar. Aldus werd onze bestemming
een gekend pretpark in de omgeving van De Panne (de ‘Meli’, dus).
Dat park heeft een overvloed aan ‘rides’ (Amerikaans voor ‘ritjes’)
en sprookjes en beestjes, afgezoomd met afspanningen waar ouwe
paarden, die de ‘rides’ niet zien zitten, even kunnen uitblazen (die
zou ik dus wel met enkele bezoeken vereren). Een ideale familie-
uitstap.

50
Maar al dat uitgelezen lekkers bevond zich wel een goede 50
kilometer van ons hoofdkwartier. Er moest naar een
vervoermiddel uitgekeken worden. We konden niet allemaal in één
auto, en twee hadden we er niet, dus kon misschien het openbaar
vervoer hier de oplossing bieden. Ik had de kusttram al zo een
beetje in de gaten gehouden en had gemerkt dat er dubbele trams
met een soort tussenstuk bijreden. Bij nadere inspectie (zo een
tien minuten de kat uit de boom kijken aan een halte) bleek dat
tussenstuk bedoeld als ingang voor o.a. rolstoelers: zeer brede
deuren en een opstapje van een 10 cm. Echt, voor 100%
toegankelijk, zoals de metro in Washington D.C. (USA), waar je -
zonder enig hoogteverschil - zelfs met een elektrische rolstoel zo
de trein inrolt, was het niet, maar het was ‘te doen’. We gingen
met de tram gaan.

De cruciale vraag was: wanneer rijden die aangepaste trams. De


jongen in het hokje bij de halte kon ons daar niet echt een
pasklaar antwoord op geven. En rijden die trams de hele rit, of
zat de kans erin dat er onderweg diende overgestapt te worden?
Ook dat wist hij eigenlijk niet. Hij zat daar ook maar, om de stoel
warm te houden voor de volgende jobstudent, waarschijnlijk. Hij
kon ons wel een folder overhandigen, met uurtabellen en een
telefoonnummer voor meer informatie. Méér informatie! Dat
moesten we hebben!

De deskundige, aan de andere kant van de informatielijn, wist het


gelukkig wel. De trams in helblauw aangegeven op de tabellen,
waren de zogenoemde ‘lage bodem-trams’. De kans dat, als je een
kaartje op een ‘lage bodem’ kocht op punt A met bestemming punt
C, je in punt B moest overstappen op een ‘gewone’ tram, zat er ook

51
wel in. Met andere woorden: als rolstoeler kon je ergens
halverwege stranden en een halve dag moeten wachten op de
volgende ‘lage bodem’! Of helemaal geen ‘lage bodem’ meer te zien
krijgen en van armoede een hotelkamer moeten zoeken en ‘s
anderendaags nog eens terugkomen!

Ik was perfect bereid om mijzelf ‘bij te stellen’ en daarnaar te


leven, maar wie was hier nu onaangepast? Wat voor nut heeft het
om enkele aangepaste trams (en bussen) aan te schaffen en ze dan
maar mondjesmaat in te schakelen? Hier een ritje van een paar
kilometer, daar een stukje... Of ging men er van uit dat als
rolstoelers eens buiten, durven, komen, dat ze dan wel een paar
uurtjes oponthoud, onder de vorm van rust en pauze, kunnen
gebruiken?

Ik besloot er mijn ‘lage bodem’ aan te vegen en gewoon met de


auto te gaan. Ons openbaar vervoer heeft er dus vooralsnog geen
klantje bij.

P.S. Nu ik erover nadenk: een aangepaste bus heb ik nog nooit


gezien! Waar rijden die? En hoe aangepast zijn die trouwens?
Heeft iemand al een aangepaste trein gezien?

52
53
13. Jules Vandemariaane Sprak Met...
Een Ontevreden Rolstoelpatient

Ontevredene: (ahum... kuch, kuch,... rochel...)


Jules: Zo, 'Pat, lelijk hoestje.
Ontevredene: (kuch...) Zwijg, jongen. 't Is verschrikkelijk. Hoesten!
(kuch, kuch...) maar ik doe hem een proces aan, hé. Zeker weten!
Jules: Wie, 'Patje'?
Ontevredene: Die kwakzalver van een dokter, natuurlijk! (rochel...)
Jules: Oh, en waarom? Wat heeft hij gedaan?
Ontevredene: Wel... (kuch), het zit zo: mijn vaste huisarts, die al
jaren bij mij komt en mij goed kent, is ziek - ja, kan gebeuren, hé... 't
zijn ook mensen - (ahum) en nu, met mijn (...snotter) verkoudheid,
heb ik een andere moeten bellen. Ge ziet wat er van komt, hé!
Jules: Heeft hij u niets willen voorschrijven, of zo?
Ontevredene: Niets?! Het VERKEERDE heeft hij mij voorgeschre-
ven, ja! (kuch) Kijk, mijn dokter, de Patrick - ik ken hem goed, hé -,
WEET wat hij mij als rolstoeler moet geven. Maar DIE kwibus!
Jongens, toch...!
Jules: Maar wat heeft die kwi... pardon, die dokter dan voor-
geschreven. Je ziet er doodziek uit!
Ontevredene: Ben ik ook! (ahum... kuch) Ik zeg hem: 'Luister, ik heb
moeite met hoesten. Als verlamde heb ik daar niet genoeg kracht
voor.' De Patrick, die weet dat, en geeft mij een of ander drankje -
ik ken de naam niet - waardoor ik minder hoest. Het slijm (kuch...
snotter... rochel) gaat er langs een andere kant uit, of zo, weet ik
veel. (ahum) Maar die sjarel zegt: 'Geen probleem, ik zal u iets
voorschrijven waardoor het gemakkelijker gaat.' 'Gemakkelijker'
(kuch... rochel), vaneigens... (kuch, kuch)! Ik hoest veel MEER! (a-
hum... kuch) Ik doe niet anders meer dan hoesten! De hele dag,
zonder (kuch) ophouden. Verdorie (snotter)!

54
Jules: Die zal u verkeerd begrepen hebben, zeker?
Ontevredene: (kuch) Alles doet pijn van dat eeuwige hoesten! Alles!
Van mijn nekspieren tot in mijn tenen. En die voel ik normaal niet
eens, kunt ge nagaan... (rochel) Maar een proces heeft hij aan zijn
been, de snotaap, ... voor nalatigheid, voor... mishandeling, voor...
(ahum, snotter)
Jules: Ja, euh... nog veel sterkte en... wilt u nog een kleenexje?

55
14. Levenslang

Het vogeltje vloog door de openstaande deur zo naar binnen! Je


kent dat: je bent jong en wild, al kwetterend en ravottend met een
kameraadje scheer je door de knisperende lentelucht en dan weet
je niet altijd goed waar je terechtkomt. Zonder het te beseffen
vlieg je blind je ongeluk tegemoet. Zo ook deze mus. Het arme
diertje zat, een beetje buiten adem, op de keukenkast en keek
onbegrijpend om zich heen. "Wat krijgen we nu", dacht hij (...of
zij. Hoe zie je dat trouwens bij zo een beestje?) waarschijnlijk.
"Daarnet vloog ik nog in het heldere licht en nu zit ik hier in een
donker hol? Het beste wat ik kan doen is gewoon weer richting
licht vliegen en dan kom ik er wel..." Hij (ik neem, voor het gemak,
maar aan dat het wel degelijk om een 'hij' ging) nam een aanloopje,
strekte z'n vleugeltjes en vloog knal tegen het vensterglas op!
Daar had hij niet op gerekend. Welke mysterieuze hindernis was
dit? Hij was er lichtelijk van ondersteboven, letterlijk dan.
Trekkepotend en met open bekje lag hij naar adem te happen. Ik
dacht al aan een schedelbasisfractuur of minstens blijvend
hersenletsel. Alweer een jeugdig weekendslachtoffer van het
moordende luchtverkeer. Maar na een minuutje krabbelde hij
weer recht en keek weer even kien uit z'n oogjes alsof er niets
gebeurd was. "Niet plooien", moet hij gedacht hebben, want
meteen volgde een tweede, tot mislukken gedoemde, poging. Nu de
andere kant op. Weer stopte een onzichtbaar schild z'n vlucht.
Hij zat scheef gezakt weer op de keukenkast en begon nu pas goed
te beseffen hoe diep hij in de penarie zat. Ik begon aanwijzingen
te geven: "Daar! Schuin links voor je... daar is de deur! Ze staat
wijdopen! Zie je dat dan niet, blinde mus!" Tja, wat zegt een mens
in zo een situatie...? Ik werd ook stilaan ongerust over zijn
mentale gezondheid, want buiten aan de andere kant van het

56
venster kwamen z'n vriendjes bijna treiterend tetteren om te zien
waar hij bleef: "Hé, fwiet! Wanneer kom je weer buiten spelen,?!".
Dit zou hem een huizenhoog trauma bezorgen. Hij zat na te
denken op de keukenkast en besloot het nog een keer te proberen.
Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen, maar een
mus vliegt zonder de minste moeite drie, vier keer tegen dezelfde
ruit aan. De hele toestand was nu al ruim een kwartier aan de
gang, maar hij noch het venster wilden van wijken weten. De
vijfde vergeefse poging deed hem versuft op de grond belanden,
tien centimeter verwijderd van het deurgat! Dit was een cruciaal
ogenblik: rechts van hem lag de vrijheid voor het grijpen, links de
glazen kooi... Ik zat roerloos en met ingehouden adem te kijken.
Ik hoopte zo voor hem dat hij de juiste beslissing zou nemen. Hij
knipperde even met z'n kleine oogjes, streek z'n bruine veertjes
weer in de plooi en vloog... naar rechts! Nog een beetje onwennig
om zijn plots herwonnen vrijheid scheerde hij laag bij de grond tot
in een struikje. Zijn speelkameraadjes kwamen hem gezelschap
houden. Met druk vleugelgeklapper en honderduit snaterend
vroegen ze hem uit over zijn spannende avontuur. Met een
opgelucht piepstemmetje deed hij zijn verhaal. Fwiet, fwiet. Hij
was weer vrij...

Een korte anekdote uit een mussenleven, maar ze bleef maar door
mijn geest rondspoken die middag in de dierentuin. Mijn nichtje
van acht had een verzetje nodig. Al dat spelen en binnen de
lijntjes kleuren gaat op de lange duur ook op de zenuwen werken,
dus waren we richting Antwerpen getrokken om de plaatselijke
fauna te gaan bezichtigen in de Zoo. Het pal ernaast gelegen
Centraal Station zag er heel verlokkelijk uit, zoals elk groot
treinstation er, voor mij, altijd uitziet: het nodigt uit tot reizen;
tot instappen en niet meer uitstappen vóór Waterloo Station in

57
Londen of Paris-Nord om een wandelingetje te maken over
Piccadilly Circus en 'a pint of lager' te gaan drinken in the Queen
Vic-pub of langs de boorden van de Seine te 'cruisen' en al de
boekenstalletjes aldaar ondersteboven te pluizen; om achteloos
tegen de verveelde bediende achter een loket te zeggen: "Kaartje
Stockholm heen-en-terug, alstublieft. Ik ga even een Europees
evenementje meepikken". Een paar uurtjes later raas je dan weer,
met een comfortabele HST-vaart, terug naar de lage landen...

Maar wij waren voor de beestjes in de tuin gekomen en we waren


niet de enigen. Tientallen mensen stroomden met ons het
dierenparadijs binnen om naar de gekooide koningen van de jungles
en de steppen te kijken. Vaders, met het fototoestel om de nek,
toonden hun kroost de hoogbenige, langnekkige en
ongeïnteresseerd op ons neerkijkende giraffen. Moeders kregen
het op hun heupen wanneer zoon- of dochterlief te ver over de
reling leunde om de olifanten beter te kunnen zien en de oppassers
slenterden rond met een blik van 'loop-ons-toch-niet-zo-voor-de-
voeten-er-moet-hier-gewerkt-worden'. De leeuwen lagen lui te
soezen in de zon, de berggeiten huppelden vrolijk achter elkaar
aan op hun prefab-rotsen, de gieren zaten hoog in hun volière
krijsend van hun oren te maken, vol ongeduld wachtend op de
kliekjes die hen zouden toegeworpen worden.

En dan waren er de apenkooien: speelse chimpansees, lelijke orang-


oetans, uitnodigend gekleurde bavianen... Een berggorilla, een
kolossale zilverrug van een paar honderd kilo's, zat eenzaam
achter een glazen wand. Verveeld kauwde hij op een blaadje. Wat
dacht hij: "Als ik nu mijn knuist even tegen dit venstertje zette,
dan had ik het zo aan diggelen en kon ik een wandelingetje gaan
maken in de zon, een beetje door het gras rollen, een jong boompje

58
uit de aarde trekken en opvreten. Ik zou op de mistige hellingen
van Zaïre achter de vrouwtjes moeten aanhollen! De jonge, te
vrijmoedige mannetjes een klap voor hun kop verkopen. Mijn gezag
laten gelden. Maar nee, ik moet hier in deze etalage zitten en
wachten tot die kale, bleke aap met een pet op mij straks een
smaakloze banaan geeft."

Plotseling zag ik mezelf zitten in het aquarium! Ik draaide


neurotisch rondjes met mijn elektrische rolstoel.
"Kijk, mama!" kraaide een kind, "Eentje op vier wielen!"
Een deurtje klapte open en een oppasser stapte mijn betegelde
kamertje binnen.
"Hij is braaf, hij is braaf..." zei hij op een kalmerende toon.
"Kijk, ze gaan hem eten geven! Hij drinkt met een rietje!" riep
iemand.
De oppasser ging weg en liet het deurtje open. Ik reed naar
buiten en kwam terecht in een grote ijzeren kooi. Op de vele
hellende vlakken reden wel twintig rolstoelers kris kras door
elkaar. Een volledig aangepaste kooi, maar om ons het leven niet al
te gemakkelijk te maken waren hier en daar enkele kleine stoepen
en treden ingebouwd. Hier en daar lagen ergonomisch aangepaste
toestelletjes. "Ze moeten toch iets te doen hebben" moeten de
ontwerpers gezegd hebben, "Anders gaan ze zich vervelen en dat
is niet goed voor de leefgroep". Iemand in een brede, zware
rolstoel kwam dreigend op me af gereden. De leider van de troep
die de nieuwkomer even kwam besnuffelen, zijn gezag kwam laten
gelden. Hij liet zijn lichten knipperen, toeterde even
oorverdovend en bekeek me inspecterend van kop tot teen. Hij
draaide nog enkele rondjes en verdween weer. Ik was blijkbaar
niet gevaarlijk of bedreigend. Aan de andere kant van de tralies
gaapten tientallen mensen ons aan. Kinderen joelden en wezen ons

59
aan. Ze gooiden stukjes appel en ander fruit. Ik maakte
rechtsomkeer en vluchtte meteen mijn veilige kamertje weer
binnen, knal tegen het gewapende vensterglas op! Ik schudde het
hoofd...

De gorilla krabde met lome bewegingen z'n buik. Hij draaide zijn
majestueuze zwarte kop en net voor hij wegkeek zag ik zijn blik
even op mij rusten. Z'n pientere oogjes glinsterden. "Hé, eentje
op vier wielen!" moet hij gedacht hebben.
Ik had er genoeg van 'The King of Kong' hier zo te zien zitten en
reed weer naar buiten. Ik was weer vrij. Hij niet...

Eén ding weet ik zeker: ik ga nooit meer naar de Zoo.

60
61
15. Jules Vandemariaane Sprak Met...
Een Doelbewuste Rolstoeler

Jules: Euh, meneer... u mag hier niet parkeren!


Bewuste: Dat weet ik! Dat weet ik!
Jules: Maar waarom dan... U riskeert een boete, hoor.
Bewuste: Natuurlijk! Dat is nu net de bedoeling!
Jules: Euh... pardon?
Bewuste: Kijk, ik als rolstoeler kan hier nergens mijn wagen kwijt.
Veel te weinig voorbehouden plaatsen, die, notabene, altijd bezet
zijn. Dus parkeer ik hier, in de hoop een boete aan mijn wielen te
krijgen!
Jules: En verder?
Bewuste: Die weiger ik dan te betalen, uit protest. Er komt een
proces van, maar ik kan niet binnen in de gerechtszaal: veel te veel
trappen. Daar komt een hoop trammelant van, waar ik enthousiast
zal aan meedoen, natuurlijk en hopelijk krijg ik dan een
gevangenisstraf, maar...
Jules: ... Maar, u kan de gevangenis niet in, want ze is niet aangepast
of toegankelijk voor rolstoelers.
Bewuste: (triomfantelijk) Inderdaad! Dat is het plan, mijn doel!
Jules: Rolstoelers hebben natuurlijk evenveel recht als iemand
anders om ...
Bewuste: Natuurlijk! Ik kan toch ook mijn schoonmoeder
vermoorden? Net als ...
Jules: ... Iedereen, zeker.
Bewuste: Juist!
Jules: Ik vind het een beetje vergezocht, maar ik wens u veel
succes en ... ja, ik hoop dat u de bak in komt...
Bewuste: Wacht maar af, meneer. Wacht maar af...

62
63
16. Witte Leugentjes

Eerst en vooral wil ik me hier uitgebreid excuseren bij de


organisatoren van de jaarlijkse Piekernie-daguitstap voor de
inhoud van de vorige 'onaangepaste'. Mijn, overigens waar
gebeurde, verhaal over de tijdelijke vrijheidsberoving van het
simpele musje en de zielig kijkende gorilla die, onschuldig,
levenslang kreeg, kon op geen ongepaster moment verschenen zijn.
Maar, geen gemillimeterd haartje op mijn hoofd dat er aan
gedacht heeft antireclame te maken voor hun uitje naar de Zoo.
Echt niet! Toeval. Puur toeval!

Maar meteen was ik wel mooi verontschuldigd voor mijn


schitterende afwezigheid op de uitstap. Een principieel excuus,
gefundeerd op levensbeschouwelijke overwegingen. Geen
'excuusje' om er vanaf te zijn. Is het u trouwens al opgevallen
hoe vlug men van die 'excuusjes' gebruik maakt én hoe gemakkelijk
ze aanvaard worden?

Wij, rollende mensen, hebben natuurlijk een breed arsenaal aan


'excuusjes': lekke banden, lege batterijen, gebroken assen en
gesprongen zekeringen... "Nee, sorry, ik kan niet, want ik moet
verzorgd worden...", terwijl je op dat ogenblik geen halve minuut
verzorging nodig hebt, een klassieker die er, zonder enige twijfel,
altijd in gaat als koek. Stuk voor stuk indrukwekkende uitvluchten
die bij de tegenpartij zelfs verontschuldigingen uitlokken omdat
ze het durven vragen hebben.

Ikzelf maak nogal graag gebruik van de ‘slecht weer-rolstoel’-


combinatie: “Het ziet er erg regenachtig uit en ik moet er door in
die rolstoel, je begrijpt...”. Een ijzersterke constructie, want het

64
komt bij niemand op om te suggereren of ook maar te denken dat
je ook even gemakkelijk met de auto zou kunnen komen. Als er dan
uiteindelijk toch geen enkele druppel valt zit je nog even goed,
want het weer is en blijft onvoorspelbaar, zoals u allen wel weet.
Ik heb mij met deze schitterende verschoning al uit verscheidene
‘vervelende’ uitstapjes kunnen wurmen.
Uitvluchten die, op tijd en stond, boven gehaald worden om je uit
penibele situaties te redden, hebben gegarandeerd succes als ze
doordacht en geloofwaardig aan de man/vrouw gebracht worden.
Zeggen dat je de telefoon of de deurbel niet gehoord hebt omdat
je uren een spannend boek hebt zitten lezen in de tuin, terwijl het
kwik die dag amper boven de twaalf graden gestegen is en er de
hele dag een miezerig motregentje viel, lukken niet echt en komen
je geloofwaardigheid in de toekomst absoluut niet ten goede.
Opletten daarvoor.

Af en toe kan zo een excuusje zelfs een boemerangeffect hebben.


Je stuurt het met lichtjes slinkse bedoelingen de wereld in en het
komt vrolijk terug gestuiterd. De keer dat ik iemand wijsmaakte
dat ik onmogelijk kon komen omdat ik ziek was, staat me nog
haarscherp voor de geest. ‘s Anderendaags stond-ie bij mij op de
stoep met een gigantische fruitmand! Een griepaanval met hoge
koorts veinzen, terwijl je je kiplekker voelt, vereist toch wel enig
acteertalent en ik heb nooit met zekerheid kunnen achterhalen of
de ziekenbezoeker in kwestie mij ook geloofd heeft. Sedertdien
heb ik bij hem nooit meer een excuusje durven gebruiken. Hij
heeft me door, denk ik...

Het is absoluut niet mijn bedoeling om hier een soort van


handleiding te schrijven: 'Excuusjes en wanneer ze te gebruiken:
de sleutel tot een rustig leven'. Ik ben niet dé autoriteit op dit

65
vlak. Er zijn ongetwijfeld geslepener geesten die heel creatief
gebruik weten te maken van deze 'witte leugentjes' om, zonder
veel vragen stellen, onder iets uit te komen, maar dat ze bruikbaar
zijn - en door iedereen zo nu en dan gebruikt worden - daar ben ik
zeker van!

Hier moet ik er trouwens dringend een punt achter zetten, want ik


moet verzorgd worden, en het ziet er verdomd regenachtig uit,
dus...

66
67
17. Jules Vandemariaane Sprak Met...
Een Lopende Roller

Jules: Zo, mooi huis heeft u hier. Helemaal aangepast?


Lopende: Bijna... bijna... We zijn op de goede weg. In de tuin moet
nog...
Jules: Oh... wat is dat hier?
Lopende: Ah, dat is de parel aan de kroon. Vorige maand laten
installeren. Nogal een ingrijpende ingreep: de vloer moest er
helemaal uit en zo... Maar een pronkstuk, hé? Wat denkt u?
Jules: Euh... zeker! Maar WAT is het?
Lopende: Een lopende band.
Jules: Een lopende band... in uw woonkamer...?
Lopende: Zeker. Een ‘Shizumu Carrier Belt 2000i’ met
afstandsbediening. Het hi-tech-neusje van de zalm. Volautomatisch
met noodbatterijen inbegrepen. Alles erop en eraan.
Jules: Mooi, maar... WAAROM? Heeft u dat echt nodig? Kunt u niet
gewoon zelf uw met uw rolstoel rijden? En anders een elektrische
ro...
Lopende: Nodig?! Natuurlijk heb ik dat nodig, meneer! Voor mijn
dagelijkse bezigheden is dat gewoon onmisbaar. Zonder dat ben ik
mijn handen af... hi, letterlijk dus.
Jules: Pardon?
Lopende: Kijk, meneer: hier in ons huishouden heb ik de gewoonte om
de tafel te dekken en af te ruimen; eventuele gasten een drankje te
brengen, enzovoort. Ik was vroeger kelner, ziet u. Maar nu lukt dat
niet zogoed meer: tegelijkertijd mijn rolstoel voortduwen en met die
schaal met glazen of een stapel borden balanceren. Vandaar. Gewoon
de lopende band op en ik heb beide handen vrij!
Jules: Juist, ja... Maar zo een ding kost toch verschrikkelijk veel
geld?

68
Lopende: Voor een menswaardig bestaan en de reïntegratie in de
maatschappij speelt geld geen rol.
Jules: Wel, ja... nee... zeker?
Lopende: Daarbij, alles werd toch terugbetaald. Drinkt u iets?
Jules: Euh, een... watertje, graag.

69
18. ‘Scipin’ The Net

Zoals de meesten onder u wel zullen weten ben ik de laatste


maanden vrij actief op het internet, hét medium van de
eenentwintigste eeuw. Ik surf op de digitale golven van continent
naar continent. In een wip zit ik in Australië en beland ik, via
Zuid-Afrika en Finland, in Californië. In deze doolhof van
informatie verzeil ik wel eens in een doodlopend straatje of moet
ik opletten om niet overspoeld te worden door de gigantische
datastroom en een acute aanval van ‘infostress’ te krijgen, maar
algemeen durf ik te stellen dat ik vrij aardig de weg begin te
kennen op de supersnelweg en er meer en meer gebruik van maak.

In ons huishouden worden telefoonboeken allang niet meer


gebruikt waarvoor ze oorspronkelijk bedoeld zijn. Als er een
nummertje of een adresje moet opgezocht worden schaats ik tot
op de Infobel-site, tik ‘Van Saksen-Coburg’ in het Search-vakje en
seconden later scrollen alle landgenoten met die naam vlotjes over
mijn scherm, als ze niet over een privénummer beschikken of de
telefoon niet onder hun wederhelft geregistreerd staat natuurlijk.
Een foto van ‘Gouden Fredje’ in Atlanta was al in mijn bezit vóór
hij in de kranten verscheen. De nieuwe single van David Bowie of
een oude liedjestekst van Jacques Brel: eenvoudig te beluisteren
of te lezen na wat ‘http://www....’-tikwerk. Een e-mailtje naar de
andere kant van de wereld komt, als je het correcte adres hebt,
altijd terecht en kost amper de prijs van een lokaal
telefoongesprek. Er bestaan meer dan zevenduizend (!)
nieuwsgroepen die zowat alles wat in het aardse rijk voorkomt
behandelen, van onschuldig bonsaikweken, over
filmsterrenfanclubs tot de meer ‘ondeugende’ hobby’s. Daarnaast
bestaan er ontelbare ‘mail-lists’ waar gelijkgestemden berichtjes

70
schrijven naar elkaar en naar de groep. Elke geregistreerde krijgt
automatisch de nieuwe boodschappen in zijn persoonlijke postbus.

Eén van die mail-lists is SCIPIN. De eerste drie letters staan


voor Spinal Cord Injury, ruggenmergletsel dus. Para’s en tetra’s
van over de hele wereld wisselen er van gedachten over hun
handicap en hun leven. Een Piekernietje in het kwadraat, niet
omwille van het aantal lezers en schrijvers (er zijn nu zo een
honderd ingeschrevenen en de lijst groeit elke dag), maar omwille
van het globale karakter er van: een tetra in Korea stelt een
vraagje en ontvangt antwoorden uit België, Zwitserland en de VS,
er springt iemand uit Japan of Finland tussen en... we zijn
vertrokken voor een dagenlang debat. Eén zo een discussie - het
ging over het gedrag van kinderen tegenover rolstoelers en hoe
daar op te reageren - leverde dagelijks méér dan twintig reacties
op!

De discussie die nu aan de gang is, handelt over de genezing van


ruggenmergletsels. De research ernaar in universiteitslaboratoria,
de meest onbegrijpelijk-ingewikkelde artikels uit medische
tijdschriften, het passeert allemaal de revue. De meest fanatieke
‘scipins’ slaan elkaar om de oren met verslagen van proeven waarbij
een witte ‘para-rat’, na het toedienen van een of ander goedje,
eventjes met haar pootje getrild heeft, noemen dat
duizelingwekkende resultaten en zijn er heilig van overtuigd dat ze
binnenkort massaal uit hun stoelen zullen opstaan. Vermoedelijk
rond het magische jaar 2000, waarna ze spontaan acteur (en nu
ook hoge tetra) Christopher Reeve tot hun oppergod zullen
uitroepen omdat hij in het Amerikaanse congres daarover een
speech gehouden heeft. Hij mag dan wel Superman geweest zijn,
maar zo een vaart zal het wel niet lopen.

71
Anderen geloven er helemaal niet in. Ze vinden het zonde van het
geld, dat volgens hen beter kan gebruikt worden om de hele
architectuur en infrastructuur rolstoelvriendelijk te maken en
vragen zich af of die hele, nog vrij theoretische research, geen
drogreden is om alle (re)integratie-programma’s voor
gehandicapten af te voeren omdat het ‘rolstoelprobleem’ binnen
een afzienbare tijd toch opgelost zal zijn.

Er komen natuurlijk ook heel nuchtere reacties. Zoals van die man
die zich afvroeg of zijn beenderen, spieren en gewrichten na
dertig jaar rolstoelleven nog wel voldoende ‘bruikbaar’ zouden zijn
om van die vooruitgang te kunnen profiteren.
De waarheid ligt waarschijnlijk ergens in het midden. Hoop doet
leven en een beetje dromen kan nooit kwaad. Ooit zal het nog wel
eens zover komen dat die twee, van elkaar afgesneden,
zenuweindjes gezwind weer naar elkaar zullen toe groeien en dat
onze beentjes dan weer zullen beginnen trillen (voor zover ze dat
nu al niet af en toe doen maar dan door andere oorzaken), maar ik
heb geen flauw idee wanneer de desbetreffende research in de
praktijk bruikbaar zal zijn en vind het bijgevolg dan ook totaal
onrealistisch daar nu letterlijk te gaan zitten op wachten.

We rollen en tot nader order blijven we rollen.

72
73
19. Jules Vandemariaane Sprak Met...
Een Gegeneerde Echtgenote

Echtgenote: Ja, ik weet het niet, meneer Jules, maar... een


interview. Ik weet het niet...
Jules: Het duurt hooguit een uurtje, mevrouw, niet langer.
Echtgenote: En wat gaat u zoal vragen, meneer Jules?
Jules: Oh, de gebruikelijke zaken, hoe u leeft en zo...
Echtgenote: HOE WIJ LEVEN?! Oh nee!
Jules: Is... is dat een probleem?
Echtgenote: Ja, ik weet het niet, maar de vorige journalist, die...
die ging dat ook vragen en...
Jules: En u praat daar niet graag over.
Echtgenote: DAAROVER toch niet, nee!
Jules: Hoe... bedoelt u?
Echtgenote: Wel, als het over ‘leven met een gehandicapte
partner’ gaat, heb ik daar allemaal geen problemen mee hoor,
meneer Jules, maar ze mogen niet overdrijven, hé!
Jules: Overdrijven, mevrouw?
Echtgenote: Wel ja, ze mogen geen te discrete vragen beginnen
stellen, hé. Allemaal goed en wel zolang het over het
DAGELIJKSE leven gaat, maar die vorige, van de commerciële
televisie, begon te vragen hoe mijn man en ik... allez, u weet wel hé,
...ons gedragen... ‘S NACHTS als het ware, hé!
Jules: Eh... aah. Oh!
Echtgenote: Ja! En hij vroeg het dan nog twee keer. Twee keer!
Hij gaf precies de indruk dat, indien ik niet eh... tevreden was,
hijzelf dan wel bereid zou zijn om eh.... u weet wel...
Jules: Eh, ja... ik, eh...
Echtgenote: En toen die onbeschaamde aap dan nog vroeg ook eens
in onze slaapkamer te mogen filmen dacht ik dat hij mij en mijn

74
man wilde... allez, eh... u weet wel hé! Allemaal voor de kijkcijfers,
meneer Jules. Alles durven ze vragen! Ze zouden alles filmen!
Jules: Oh, maar ik niet hoor! Ik heb trouwens geen camera. ‘t Is
te zeggen, ik heb er wél een, maar... och, laat maar, mevrouw. Ik
zoek wel iemand anders.

75
20. Wheelchair Barbie

Ook u heeft het verschrikkelijke nieuws misschien reeds gehoord.


Ik moet eerlijk toegeven dat ik er helemaal ondersteboven van was
toen ik het vernam. Een ikoon van de westerse wereld dat zo plots
en onverwacht in die situatie terechtkomt... dit had ik nu echt niet
durven denken. Was het een ongeval, een aandoening of iets
genetisch bepaald... wat haar precies overkomen is, is nog
onduidelijk. Een zaak is echter zeker: Barbie zit in een rolstoel!

De eeuwig jonge blondine die, door haar schoonheid en


ongebreidelde levenslust, het rolmodel voor vele jeugdige vrouwen
geworden is kan niet meer gaan surfen, paardrijden of ‘parasailen’
met haar boezemvriendinnen Kelly en Sindy. Ze is, sedert kort,
een echte para, althans dat denk ik toch, want in haar slanke
armpjes zit ook niet echt veel beweging. Ze zit kaarsrecht in haar
lichtgewichtrolstoeltje, een beetje bleekjes om de neus, want
tijdens haar revalidatieperiode heeft ze natuurlijk ook haar
zonnebank moeten missen, en staart, nog onwennig om haar
rollerperspectief, voor zich uit.

Voor Ken, haar platonische vriend, is het natuurlijk ook geen


lachertje. Die zal zich nu zich zowat uit de naad moeten werken
om Barbies droomhuis toegankelijk te maken. Een aangepaste
keuken, badkamer, sauna- en fitnessruimte, een zwembad met een
hellend vlak... Het komt allemaal op zijn schouders terecht. Hij
zal, voor hulp, gelukkig wel kunnen rekenen op een paar potige
buddies van hem: G.I. Joe en Action Man! Die zullen, met hun
expertise en jarenlange ervaring in menige belegerde tuin en
woonkamer, graag de handen uit de mouwen steken. Hopelijk
vinden ze ook een oplossing voor haar rode Ferrari-cabriolet en

76
tot in de puntjes uitgeruste zwerfwagen. Dan kunnen ze, wanneer
alles geregeld is, met z’n allen een snoepreisje maken naar
Washington D.C. om het, pas onthulde, standbeeld van Franklin D.
Roosevelt - in rolstoel - te gaan bekijken.

De door polio verlamde FDR wilde tijdens zijn presidentsjaren


nooit in een rolstoel gezien worden. Daar had hij blijkbaar zijn
redenen voor, dus dat was zijn zaak. Maar nu, jaren na zijn dood,
hebben enkele ‘politiek correcte’ koppen beslist om hem toch
zittend in een rolstoel te vereeuwigen. Ik betwijfel of FDR daar
zelf gelukkig mee zou zijn geweest, en eigenlijk ruikt het zelfs een
beetje naar geschiedvervalsing want hij is nooit op die manier in
het publiek verschenen.

Maar blijkbaar is het de Amerikaanse manier van positief


discrimineren, die voorschrijft dat alle minderheden hun zichtbare
plaats moeten hebben in de samenleving. Verhoudingsgewijs even
veel mannen als vrouwen, blanken als zwarten - excuseer:
Afrikaans-Amerikanen, dikke als dunne, grote als kleine en
gehandicapte als niet-gehandicapte.

Op zich heel nobel. Maar helpt het ook? Zal het ‘exposeren’ van
donker gekleurde mensen het racisme uit de wereld helpen; zal het
kijken naar een Roosevelt als rolstoeler de integratieproblemen
van gehandicapten vergemakkelijken; zal het spelen met een
‘Wheelchair Barbie’ de kinderen anders tegen gehandicapten doen
aankijken? En de belangrijkste vraag is: wanneer zal deze
‘American way of thinking’ overwaaien naar Europa? Wanneer zal
Samson plots doof blijken en constant “WAT ZEG JE, GERTJE?”
beginnen schreeuwen?

77
Bill Clinton die, als ‘zittende’ president, zijn been breekt en enkele
weken aan den lijve ervaart wat het betekent om in een rolstoel te
zitten, en daar zijn conclusies kan uit trekken, lijkt me veel
nuttiger. Maar een plastic poppetje in een veelkleurig rolstoeltje
brengt veel meer op natuurlijk...

78
79
21. Jules Vandemariaane Sprak Met...
Een Rollend Raadslid

Raadslid: Ogenblikje, meneer Vandemariaane, ik moet eerst even


de politie GSM’en. Duurt maar een minuutje, hoor.
Jules: Oké, doet u maar gerust.
(wacht geduldig tot de man zijn telefoongesprek beëindigd heeft
en het minuscule apparaatje weer in zijn vestzak steekt)
Raadslid: Zo! Ze waren er weer niet te graag bij, dat kan ik u
verzekeren!
Jules: Hoezo? Waarom niet?
Raadslid: Ah, omdat het vandaag al de derde keer is dat ik bel!
Daarom!
Jules: De derde keer al?! Willen ze niet komen, of zo...?
Raadslid: Niet willen? Ze MOETEN! Dat is het net! Ha ha!
Jules: Ik... ik volg u niet...
Raadslid: Kijk, meneer Vandemariaane: ik ben rolstoeler én
gemeenteraadslid, ik wil de vergadering bijwonen, maar ik kan niet
binnen in het Stadhuis want er is geen lift! De eerste keer heeft
de burgemeester met een paar schepenen mij de trap opgedragen,
maar die mens heeft daar een verschot in de rug aan
overgehouden en daarbij, hij is niet van mijn kleur. Dus, heeft hij
gezegd, bel de volgende keer maar de politie, die moeten u maar
dragen.
Jules: En die zijn daar niet zo happig op. Dat begrijp ik.
Raadslid: Inderdaad, meneer. Vooral omdat ik ook nog lid ben van
de Gezondheidsraad, de Gehandicaptenraad, de Sportraad, de
Cultuurraad, de Feestraad, de Economische Raad, de Verkeersraad
én... de Commissie Ter Bevordering van de Toegankelijkheid der
Openbare Gebouwen!
Jules: Excuseer?

80
Raadslid: Er zijn nog zo een drietal raden of commissies waar ik
niet in zit: de Seniorenraad, de Jeugdraad, de Raad van de
Middenstanders,... Maar, geen nood, mijn aanvragen zijn binnen.
Jules: En elke keer...
Raadslid: Inderdaad! Al die vergaderingen worden gehouden op
het Stadhuis én elke keer moet de politie paraat staan!
Schitterend, toch?!
Jules: Vooral lastig voor de politie-agenten, als je ’t mij vraagt.
Raadslid: Bij de eerstvolgende verkiezingen ben ik lijsttrekker en
ga ik voor de job van Schepen. Dan moet ik constant in en uit dat
Stadhuis! Let op mijn woorden, meneer Vandemariaane: volgend
jaar staat die lift er, langer zal het niet duren! Excuseer mij nu,
ik moet nog een GSM’pje plegen naar de politie, want vanavond is
het... eh... (kijkt in zijn agenda) ...Gezondheidsraad en we durven
het nogal laat maken, dus moet ik mijn dragers een beetje op
voorhand waarschuwen, hé. Hi hi...
Jules: Ik zou zeggen: de politie beschermt én dient u.
Goedemiddag.

81
22. Uitgelachen?

"Hoeveel Walen heb je nodig om een lamp te vervangen? Vijf... Één


om de lamp vast te houden en vier om hem steeds in het rond te
draaien!"

Een klassieke mop met een baard. Maar wel eentje met interna-
tionale allure: in Amerika gebruikt men de 'Poolse variant', de
Engelse lolbroeken van dienst maken van 'de Schotten' hun
pispaaltje en de Nederlanders zullen 'die domme Belgen' wel rondjes
laten maken... Zo komt vroeg of laat iedereen eens aan de beurt.
Niemand ontsnapt aan de spot van zijn medemensen. Zelfs een
minister heeft in het parlementaire spreekgestoelte eens een mopje
verteld over een gehandicapte, die na z'n dagtaak in de beschermde
werkplaats, aan een opvoeder in het tehuis vroeg "wanneer opvoe-
ders nu eindelijk ook eens gaan werken?". De opvoeders waren net
aan het staken voor betere werkomstandigheden en ze konden er
niet om lachen.

Volgens John Cleese (ex-Monty Python en ex-Basil Fawlty en nog


steeds zowat de lolligste man ter wereld) echter "heeft niemand het
recht om niet geridiculiseerd te worden". Meerderheden, min-
derheden, jong, oud, ziek of gezond: er zijn geen taboes wat de doel-
groep betreft. Elkeen kan te zijner tijd het lijdend voorwerp zijn
van een welgemikte grap.

Er zijn, jammer genoeg, nogal wat mensen die vinden dat er nog veel
'heilige huisjes', waartegen je niet mag schoppen, bestaan. AIDS- en
kankerlijders, etnische groepen, gehandicapten blijven voor velen de
onaantastbare 'koeien' die deze huisjes bewonen. Het geintje over
de man die, nadat z'n ene been geamputeerd was, in de dierentuin

82
het liefst naar de flamingo's ging kijken (doordenkertje...) doet
velen huiveren in plaats van lachen. Van Kooten en De Bie, die in hun
programma een typetje laten opdraven dat altijd een rolstoel bij
zich heeft, niet omdat hij moeilijk stapt maar omdat hij in de
binnenstad als gehandicapte veel gemakkelijker een parkeerplaats
kan versieren, doen waarschijnlijk ook veel 'echte' rolstoelers
fronsen. Maar waarom eigenlijk? Zijn dit beledigingen aan het adres
van 'de gehandicapten'? Zijn het daarom flauwe of smakeloze
grapjes?

Is een mop dan alleen maar leuk als er met Walen, Nederlanders,
Polen of ouwe dametjes de draak wordt gestoken? Waarom zou de
ene nu wel mogen uitgelachen worden en de andere niet? Waar ligt
de grens en, nog belangrijker, wie gaat die grens bepalen? Moet het
parlement misschien een 'Koninklijk Besluit' stemmen waarin staat
dat er met mensen met een donkere huidskleur niet gelachen mag
worden, of dat personen met een lichamelijke afwijking niet het
voorwerp van spot mogen zijn? Als ze dat doen, zullen ze er
waarschijnlijk nog een lijstje van zaken en personen waarmee wél
gelachen mag worden, bijvoegen! Diegene die dan de onvervaardheid
aan de dag legt om toch een 'verboden mop' te vertellen zal heel
goed uit z'n doppen moeten kijken waar hij zijn misdrijf pleegt, want
overal kunnen de muren oren hebben! Dat begint allemaal een beetje
te onfris naar 'censuur' te ruiken en dat ligt niet in de aard van ons
'democratisch beestje'. Het woord zou zelfs niet in zijn
woordenboek mogen staan. 'Het recht op vrije meningsuiting' staat
er echter wel in, en dat horen we ook letterlijk te nemen!

Dit neemt natuurlijk niet weg dat wanneer men van plan is een goede
grol te plaatsen 'tact' en vooral 'timing' van het allerhoogste belang
zijn. Elke komediant zal je kunnen vertellen dat timing een grap doet

83
vallen of staan. In het geval van bovenvermeld ministerieel
aardigheidje was er niks smakeloos aan het grapje zelf alleen 's
ministers timing zat een beetje fout. Indien de achtbare dame haar
komisch pareltje had afgeleverd in gunstiger sociale
omstandigheden, zo tussen pot en pint, hadden de opvoeders
waarschijnlijk op hun dijen gekletst!!

Als je dus een goede kwinkslag voelt opborrelen en je weet je


ogenblik zo een beetje uit te kiezen om hem je medemens in de maag
te splitsen, zou er dus niks fout mogen gaan. Zelfs de meest
kwetsende en oneerbiedige grollen zouden op een, misschien groene,
lach onthaald moeten worden. Iedereen zou voldoende
relativeringsvermogen in huis moeten hebben om afstand te nemen
van de zaken en alles in een breder perspectief te bekijken en
zodoende ook het bizarre of absurde, kortom het 'leuke', van elke
situatie te zien. Als de 'uitgelachene' om welke reden ook zich dan
toch tot in 't diepst van zijn wezen vernederd voelt kan hij het best
zijn hersencellen in 'maximum werkstand' zetten om met een even
scherpe, zoniet scheermesscherpere, uitlating aan het adres van zijn
'aanvaller' zijn gedeukte zelfbeeld terug in ere te herstellen. Hij
kan ook een proces wegens smaad en eerroof inspannen, maar dat
zijn flauwe grappen die weinig opbrengen en vooral veel geld kosten!

Een andere manier om jezelf te wapenen tegen de plezanterijen van


je cabareteske medemensen is trachten van ze gewoon een stap voor
te zijn, namelijk door zelfspot. Wanneer je je perfectioneert in de
kunst van jezelf de kop-van-jut te maken ben je ijzersterk
gepantserd tegen elke vorm van clownerie. Jezelf nooit te ernstig
nemen en veel zelfrelativeringsvermogen zijn hiervoor de onontbeer-
lijke ingrediënten. Droogstoppels en andere zwartkijkende
zeurkousen zullen het hiermee wel wat lastig hebben, maar

84
doorzetten doet wonderen! Als rolstoeler laconiek zeggen dat je
even 'een stapje' in de wereld gaat 'zetten' of al blazend en puffend
je medaille in ontvangst gaan nemen na deelname aan een
wandeltocht, waar alleen de batterijen van je elektrische rolstoel
een beetje van afgezien hebben maar waar jezelf nog zo fris als een
hoentje de eindmeet bereikt hebt, mist zeker z'n uitwerking niet in
een stug gezelschap en geeft je bij voorbaat een streepje voor op
commentaar van potentiële grapjurken. Hoed je er wel voor, in een
troep van goochemerds die allen denken de leukste thuis te zijn, hen
te proberen de loef af te steken door nog kittiger uit de hoek te
komen, want dat levert je alleen meewarige blikken en
krokodillenlachjes op. Laat de olijkerds zich maar wentelen in hun
eigen guitigheid en glimlach minzaam mee. Spaar je briljante invallen
voor een beter publiek en wanneer je er zelf ook nog de vruchten
kunt van plukken.

Een 'goede bak' op z'n tijd, spotvogels in spe, is alles wat een mens
nodig heeft om zich te verheffen boven de grijze kneuterigheid van
pessimisten en negativisten. Boven de zwartgallige hypochonders en
hun 'oh-zo-lastige leven' en boven allen die, niettegenstaande hun
van al te grote zorgen bespaarde leven, toch, ten allen prijze,
ongelukkig willen blijven, alleen maar omdat het zo een goede ge-
sprekstof oplevert bij de borrel! 'Humor' zal altijd de hoogste
waarde in een menselijk leven blijven, want onthou goed: dieren
lachen niet, nooit...

85
23. Jules Vandemariaane Sprak Met...
Een Eenzame Homebewoner!

Jules: (opgewekt) Goedemiddag! 'Hoewist'?


Eenzame: (zit naar buiten te staren en draait zich traag om) Dag,
meneer...
Jules: Zeg maar Jules.
Eenzame: (spreekt traag) Ja, Jules... Zeg, ik ben blij dat je er bent.
Ik zit hier al een uur te wachten. Hadden we niet vroeger afge-
sproken? Ik heb echt de indruk dat we om...
Jules: Oh, excuseer! Dat klopt. Maar ik kon het niet zo
een-twee-drie vinden. Ik heb het wel twee keer moeten vragen
onderweg. Ja, dat ligt hier zo verscholen tussen het groen. Eigenlijk
wel mooi hier, hé?
Eenzame: (ietwat afwezig) Ja, de bomen. Dat is rustgevend. Het kan
hier zo stil zijn. Alleen het ruisen van de bladeren...
Jules: Inderdaad, die stilte... Ik woon in de stad en om daar alleen
maar het ruisen van de bomen te horen moet er al heel wat
gebeuren. (lacht)
Eenzame: (heftig) IK WORD ER GEK VAN!
Jules: Pardon? Wat scheelt er, 'Homeboy'?
Eenzame: De stilte, Jules! De stilte... Geen mens zie je hier!
Jules: Hoe bedoel je? Het loopt hier vol in de gang. Verpleegsters,
andere bewoners en hun bezoek, dokters...
Eenzame: 'Echte mensen', Jules. Ik heb het over 'echte mensen'.
Ja, die verpleegsters, ze zijn wel vriendelijk, hoor. Sommige zijn
zelfs best knap (glimlacht eventjes), maar het blijven verzorgers, hé.
Personeelsleden, die hier hun werk moeten doen. Je praat daar wel
mee, maar dat is toch niet hetzelfde als een babbeltje met je
buurman, hé.
Jules: En je eigen bezoek dan? Je familie, of zo?

86
Eenzame: Die komen niet. Ze houden niet van die ziekenhuissfeer,
zie je.
Jules: (verwonderd) Heb je helemaal niemand?!
EENMAAL: Oh, een neef komt om de maand eens een kaartje leggen.
Dat is alles. Maar ook die is blij als hij na twee spelletjes weg kan. Je
ziet het aan zijn gezicht, Jules. Nee, niemand komt hier graag. Och,
ik begrijp het eigenlijk wel, hoor.
Jules: En ga je zelf wel eens ergens naartoe?
Eenzame: Bah, nee... Ik zit hier voor het venster en 's namiddags
kijk ik wat televisie. Ik lig meestal al na het nieuws van zeven uur in
bed. Al die komische series zeggen mij niks. Dat is allemaal niet
realistisch, hé... Al die opgeklopte vrolijkheid. Dat is het 'echte'
leven niet... (kijkt somber uit het venster)
Jules: Nee, dat is zo. Maar je zou er misschien toch eens kunnen
naar kijken, wie weet. Euh, bedankt voor dit gesprek en ik kom
misschien nog wel een keer langs. (Jules verlaat de kamer in lichtjes
gedeprimeerde toestand)

87
24. Rollende Stoelen

Stoelen die rollen. Rollende stoelen. Het lijkt wel een naam voor één
of andere popgroep: "Ladies and Gentlemen... 'The Rolling Chairs'!"
Dat het in het Engels eigenlijk een 'wheelchair' is, is maar een te
verwaarlozen detail. Een 'wielstoel' rolt en een 'rolstoel' heeft
wielen. Het is in elk geval een uiterst aangenaam apparaat, speciaal
uitgevonden voor de 'gedwongen niet-voetgangers' onder ons.

Dit vervoermiddel stelt deze exceptionele mensensoort in staat zich


ook eens onder het plebs te begeven om aldus, geheel ongedwongen,
te kunnen deelnemen aan de verscheidene sociale activiteiten die de
'gewone mensen' maar al te graag voor vanzelfsprekend nemen.

Zo een rolstoel komt in grofweg twee variëteiten voor: mechanische


en elektrische. Met een mechanische rolstoel kan, mits enig hard
labeur door de ingezetene zelf, serieus van jetje gegeven worden.
Scheurend door de bochten, over berg en dal... Met een goede greep
en een beetje bi- en triceps kom je al een heel eind. Zowat dé ergste
calamiteit die de mechanische rolstoeler kan overkomen is het,
tergend sissend, leeglopen van één van zijn met lucht gevulde
banden. Een'huis-tuin-en-keuken-fietsbandenreparatiekitje', overal
in de detailhandel verkrijgbaar, klaart hier perfect de klus. Maar
wanneer dit niet tot de standaarduitrusting van de roltoerist
behoort kan een staaltje stevig speeksel eventueel wonderen doen.
Indien ook dit niet het verhoopte resultaat oplevert moet de
ongelukkige maar even op de tanden bijten en een extra-duwtje aan
de hoepels geven. Dit moet, allesverterend doorroesten, metaalmoe-
heid en andere lichamelijke ongemakken even buiten beschouwing
gelaten, zowat de grootste ramp zijn die een zelfhulp-roller kan
voorhebben.

88
Anders is het gesteld met de doorsnee elektrische rolstoeler. Die
zijn 'buitengewone leven' kan niet alleen zuur gemaakt worden door
platte banden maar nog meer door zekeringen, schakelingen,
schakelaars en platte batterijen. 'Den elektriek' is per definitie
reeds een afschrikwekkend begrip wat spontaan al enkele lichte
sidderingen opwekt, maar wordt helemaal de boeman wanneer je er
constant afhankelijk van bent voor je broodnodige, dagelijkse
lichaamsvervoer. Een elektrisch mankement kan om het even waar en
wanneer onverbiddelijk toeslaan. Zonder onderscheid voor
omstandigheid of ogenblik slaat 'Het Defect' toe. Zelve begenadigd
'elektrisch-gemotoriseerde roller' zijnde heb ik daarvan al de
bewijzen op zak. Ik herinner mij een wandelingetje langs
'Vlaandren's Landelijke Wegen' waar ik na een kilometertje of twee
ineens zonder pardon stilviel. Binnensmonds vloekend om de bruuske
onderbreking bekeek ik mijn besturingsbakje. Het kleine naaldje, dat
mij op de hoogte tracht te houden van de stand van 'de opgeslagen
elektrische energie' in de batterijen, blijft, als alles snor zit, zorge-
loos in het groen hangen maar nu stond het dreigend onbeweeglijk in
het rood. Ik was er zowat zeker van dat mijn batterijen nog
voldoende 'vol' waren dus daaraan kon het niet liggen. Na een kleine
inspectie ontdekte ik echter een minuscuul kabeltje dat, komende
van de linkerbatterij, ergens achteraan in de ingewanden van mijn
stoel verdween om daar zijn onduidelijk werk te doen. Bij aanraking
van het bewuste draadje sprong het kleine naaldje gezwind weer in
het veilige groen. Probleem gelokaliseerd en tijdelijk verholpen, maar
het betekende wel dat ik de twee kilometer terug naar huis kon
afleggen een beetje scheef zittend met hangende linkerarm om het
weerspannige kabeltje op zijn plaats te houden en het contact niet
te verbreken. Nu is het boosdoenertje hersteld, dus dat gebeurt mij
niet meer, maar aan de rechterkant zit er nog zo eentje...

89
Een defect aan de elektrische rolstoel neemt de dramatische
wendingen van een Griekse Tragedie aan wanneer je zoekt en blijft
zoeken, maar de oorzaak ervan niet kan vinden. Dan moet 'De
Specialist' erbij gehaald worden. 'De Specialist' is meestal
verbonden aan een of andere firma. Een firma die zich toelegt op
het invoeren en verkopen van rolstoelen en hun benodigdheden. Die
hebben dan hun hoofdkwartier minstens twintig kilometer bij je
vandaan, waar je ook mag wonen.

Na het telefoongesprek, waarin je met handen en voeten het euvel


uit de doeken hebt moeten doen, zijn er twee mogelijkheden. Het
eerste scenario is dat de firma in kwestie een 'Mobiele
Herstellingsdienst' heeft die je thuis uit de nood komt helpen.
Fenomenaal initiatief, toch? Jazeker, vooral de rekening achteraf
blijkt gigantisch fenomenaal wanneer je 900 frank
verplaatsingsonkosten, 1500 frank werkuren én 10 frank voor een
nieuw zekeringetje mag ophoesten. Maar je 'bolt' terug en dat is het
belangrijkste.

Het tweede scenario is iets ingewikkelder en duurt vooral een stuk


langer: de firma laat je rolstoel ophalen door een vertegenwoordiger
en gaat hem - je rolstoel - repareren in hun atelier (kan ook
voorkomen in het eerste scenario wanneer de 'Mobiele Specialist'
met de handen in het haar zit). Bij één van mijn persoonlijke
ervaringen met 'een naamloze firma' vroeg een behulpzame man,
tijdens het voorafgaande telefoontje, mij: "Wilt U een
vervangingsstoel, meneer?"
"Oh ja, graag!" antwoordde ik gretig, want het vooruitzicht mijn
favoriete rolstoel enkele dagen te moeten missen vervulde mij zo al

90
met licht afgrijzen en om dan nog helemaal niks in de plaats te
hebben... Ik moest er niet aan denken.
"Van hetzelfde type als Uw stoel, meneer?" ging hij verder.
"Als het even kan, zeker!" zei ik.
"Oké, we hebben er eentje staan, ik zal hem meegeven." besloot de
man. Prachtig! Ik glunderde al bij de gedachte dat ik weinig of geen
ongemakken zou ondervinden tijdens de hele operatie en wachtte
geduldig tot wanneer de vertegenwoordiger zou komen voorrijden.

Het wachten duurde om te beginnen al een dagje langer dan was


afgesproken (intussen zat ik nog steeds 'in panne' en dus volkomen
'geïmmobiliseerd') maar toen het langverwachte ogenblik eindelijk
was aangebroken gluurde ik, nieuwsgierig zoekend naar 'mijn'
identieke vervangingsstoel, de kleine vrachtwagen in... en liep een
huizenhoge teleurstelling op! In de wagen bevond zich geen identieke
stoel, enkel een vaalbruin vehicel van obscure makelij. Ik hoopte nog
op een klein wonder, maar tevergeefs... de vertegenwoordiger begon
al naarstig het lelijke ding uit te laden. Bleek dat er toch geen stoel
van 'mijn' merk voorhanden geweest was en dit was "ook een
elektrische, hé meneer, U bent ermee uit de nood."

Het was inderdaad een 'elektrische stoel', hij léék zelfs een beetje
op het tuig dat veelvuldig voorkomt in Amerikaanse gevangenissen.
Hij zat niet lekker, hij reed niet lekker én hij klonk niet lekker.
Telkens ik het contact aanzette kreeg ik een pieptoon ten gehore, en
zo een monotone serenade gaat al vlug vervelen, ja zelfs irriteren
(alleen onze huiskanarie bleef er plezier in vinden het gefluit te
overstemmen)! Tijdens het rijden werd het gepiep enigszins naar de
achtergrond gedrukt door het geluid van de motortjes, maar dan
stak een andere onhebbelijkheid de kop op: de voorwieltjes draaiden
niet naar behoren. Ik was verplicht eerst twee minuten te

91
manoeuvreren telkens ik een bocht wilde nemen. Het marteltuig was
bovendien nog een goede vijf centimeter te smal met het gevolg dat
de buitenkanten van mijn knieën, na enkele uren reeds, verraderlijk
rode drukvlekjes lieten zien.

Aangezien ik zo de zachte gewoonte heb om na het middageten een


uurtje (in mijn stoel - met neergekantelde rugleuning) te siesta-en
heb ik een hoofdsteun nodig. Die luxe was bij dit model niet
inbegrepen, dus heb ik mijn uiltje moeten vangen met mijn hoofd
geleund tegen de muur. Er zat weliswaar een kussen tussen mijn
hersenpan en de harde stenen, maar echt comfortabel was het niet.
Ik mocht mijn kop niet roeren of mijn geïmproviseerde hoofdsteun
schoof weg.

Drie volle dagen heb ik in het duivelsding doorgebracht, en het waren


er vier teveel! Mijn bio-ritme ging huppelend de bossa nova-toer op
door de gemiste middagrust. Tranen van onvoorwaardelijke
blijdschap welden op in mijn rode oogjes (van vermoeidheid) toen ik
mijn goede, ouwe, degelijke stoel terugzag.

Het lieverdje zag er stralend uit! Ze hadden zijn zwarte jasje


geboend met was, z'n bandjes een verse stoot lucht gevoerd en alles
vast gezet wat daarvoor nog los zat. De goederds hadden er zelfs
nieuwe batterijen in geplaatst. Alleen 'Het Defect' waarvoor ze mijn
'gerief' hadden afgenomen bleef, ook voor hen, een levensgroot
mysterie.

Pas vele maanden later, na ettelijke keren onbeweeglijk langs de kant


van de weg gezeten te hebben, bleek de schuldige het u allen welbe-
kende rechterbatterijkabeltje te zijn. Ik heb aan de hele episode

92
wel een allesomvattende, maar ongezonde, argwaan tegen
'Specialisten' aan overgehouden.

Zo ziet u maar weer, beste lezertjes, in 'Rolstoelland' zijn de paden


bezaaid met kraaienpoten, achter elke bocht liggen wolfsklemmen en
booby-traps. Guerrilla-commando's belagen ons met
tapijtbombardementen van goede raad. Sijpelend bijtend zuur,
blikseminslagen en andere natuurrampen zijn dagelijkse kost. Maar
wij, de helden van alledag, doorstaan elke beproeving. Hoe schokkend
en verschrikkelijk vreselijk ze ook mogen zijn, wij houden het hoofd
koel en... blijven rijden.

93
25.Verslaafd

Ik ben verslaafd. Het heeft me verschrikkelijk veel moeite gekost


om het onder ogen te zien, maar nu kan ik het... eindelijk. Nu moet ik!
Mijn probleem heeft zo een allesomvattende proporties aangenomen
dat ik er doodgewoonweg niet meer naast kan kijken. Het beheerst
mijn doen en laten. In mijn hersenen zit een kronkel, een zijwegje
dat in de loop der jaren een rechtgetrokken viervaksbaan met
eenrichtingsverkeer geworden is. Elke gedachte snelt met een
'HST-vaart' naar dat ene eindpunt. 's Morgens word ik wakker en ik
denk er al aan, en daar blijft het niet bij; 's namiddags is het
aartsmoeilijk er van af te blijven, en dat doe ik ook niet; 's avonds ga
ik met spijt en bloeddoorlopen ogen slapen en 's nachts... ja, dan
droom ik ervan, in kleuren. Er is geen ontkomen meer aan, ik moet
het toegeven: ik ben een gebruiker, een addict... een junkie!

Ik heb mezelf lang voor de gek gehouden. Gedacht dat ik er van


vandaag op morgen mee kon stoppen. Dat ik best zonder kon, als het
moest. Maar het lukt niet. Daarvoor is het al te ver gevorderd. Ik ga
compleet door het lint na een paar 'cleane' uurtjes. Een
wandelingetje of een andere veilige bezigheid, om de gedachten eens
op iets anders te brengen: het helpt allemaal niks... Integendeel, bij
thuiskomst of na afloop van die risicoloze activiteiten, stort ik er mij
weer volop in! Alsof mijn intoxicatiepeil in die luttele tijd zo
drastisch gedaald is, dat ik het geen minuutje langer meer kan
uithouden zonder. Op het gevaar voor een overdosis af verplichten
mijn onthoudingsverschijnselen mij ertoe dan zoveel in me op te
nemen als menselijkerwijze mogelijk is. Ik kan niet meer zonder...
nooit meer. Op elk tijdstip van de dag heb ik 'het' nodig. Ik ben voor
honderdvijftig procent de slaaf van het beest geworden.

94
Ik regel mijn leven in functie van 'het', mijn verslaving. Ik zal altijd
trachten op de 'uitverkoren tijden' thuis te zijn, of wanneer dat
onmogelijk blijkt, er dan toch voor zorgen dat ik op een plaats ben
waar ik een voldoende dosis tot mij kan nemen. Kan ik dat niet, dan
ben ik ontregeld... Ik moet en zal mijn portie hebben. Als er iets
onverwachts opduikt en de omstandigheden mij van mijn
geliefkoosde drug wegrukken, dan weet ik dat 'het' daar staat:
ongebruikt en grijnzend wachtend tot ik er een beverig vingertje
naar uitsteek.
Wanneer ik dan, eindelijk, ongeremd mijn lusten kan botvieren, dan
vult een veelkleurige gloed mij en de kamer. Ik zweef op een vliegend
tapijt door een 'virtual reality', een tunnel van licht. Hallucinante,
psychedelische beelden razen door mijn brein. Kleuren vloeien door
mekaar, veranderen in miljarden witte sneeuwvlokken. Helle
stroboscopische lichtflitsen hakken de werkelijkheid aan flarden.
Ritmische klanken zwellen aan en sterven weer weg. Ze galmen
oorverdovend, met wel duizend echo's, door mijn schedel. Mijn
hersenen worden erdoor opgepompt en weer leeggeknepen. Mijn ogen
puilen uit hun kassen, mijn oren tuiten! Ik geniet en ik wil meer... veel
meer.
Ik ben ver heen. Ik besef het, nu.

Het is nochtans allemaal vrij onschuldig begonnen. Amper enkele


jaren geleden was ik nog een doodgewone sterveling, met z'n gaven
en fouten, zoals iedereen. Ik leidde mijn leventje en had nergens last
van. Ik wist wel dat 'het' bestond en ik gebruikte 'het' ook af en
toe. Maar alles bleef redelijk binnen de perken. Van excessief
misbruik was geen sprake. Ik kon 'het' zelfs dagen achtereen
missen. Maar stilaan en quasi ongemerkt sloop 'het' dichterbij, werd
steeds groter en belangrijker. Van een plaatsje ver in de
achtergrond had 'het' zich geslepen naar voren gewerkt en stond nu

95
pompeus te pronken en zichzelf aan te prijzen als een te opzichtig
opgemaakte prostituee. 'Het' stond nog net niet in het middelpunt
van mijn leven, maar het scheelde niet veel meer. Ik kon er nog van
afblijven maar voelde meer en meer de kriebel. Die begon in mijn
hoofd, zakte en leidde onweerstaanbaar mijn hand.

In het begin bestreed ik dit gevoel, met alle geweld van de wereld.
Ik wilde onder geen beding toegeven en blijven vechten. Ik keerde
mij walgend af van het verschrikkelijke kwaad. Maar net als het
vlees, is ook de geest zwak en traag maar zeker brokkelde mijn eens
zo trotse weerstand af tot een zielig puinhoopje. Ik begon elke kamp
te verliezen en ten langen leste vocht ik zelfs niet meer. Ik had
gecapituleerd en besefte het niet eens. 'Het' had gewonnen en had
nu de touwtjes in handen. Als een marionet was ik eraan overgele-
verd. De Nieuwe Levensorde was bepaald.

Vanaf dan ging het van kwaad naar erger. En van erger naar ergst!
'Het' beheerste mijn voorheen rustige leventje op een duivelssluwe
manier van 's morgenvroeg tot 's nachtslaat. Het verlangen ernaar
was, subtiel maar zeker, altijd aanwezig bij alles wat ik deed of
dacht. Alsof elke handeling zinloos was als ze niet gevolgd werd door,
of niet in functie stond van, een dosis van het verschrikkelijke gif.
Had ik dan toch eens een helder, onbezoedeld moment en nam ik mij
voor het gebruik zolang mogelijk uit te stellen, dan duurde het niet
lang vooraleer de twijfel begon te knagen en te zagen en ik al vlug
uitvluchten zat te bedisselen om er toch aan te beginnen. Elk 'clean'
moment was tijdverlies geworden: ik miste teveel tijdens die
(zeldzame) periodes. Ik miste de kick, de genoegdoening - alsof ik er
ooit 'genoeg' kon van 'doen'! Mijn leven was holklinkend leeg
'zonder'...

96
Zoals elke verslaving werkte dus ook de mijne uitermate afstompend.
Een nog redelijk gezonde en in toom gehouden belangstelling was
afgegleden naar ziekelijk fanatisme. Ik was een extreme maniak
geworden die z'n onhebbelijkheid overal en altijd op het voorplan
moest plaatsen. Alleen dat telde nog en niets of niemand ging mij
daarbij stokken in de wielen steken. Ik alleen had het bij het rechte
eind, de rest was onwetend en verwaarloosbaar. Zij hadden 'het
licht' niet gezien of hadden gewoonweg hun ogen ervoor gesloten,
maar ik... ik was op de hoogte van het wonder, ik had het met mijn
eigen ogen waargenomen en... ik had het gevoeld tot in de kantjes van
mijn cortex! Niemand ging mij na die openbaring nog op andere
gedachten kunnen brengen. De kortzichtigheid vierde hoogtij. Ik kon
niet begrijpen dat 'de anderen' zich niet lieten overtuigen van de
schoonheid; dat zij zich niet konden of wilden openstellen voor die
allesoverheersende pracht. Dat zij vrijwillig doof en blind bleven
voor het allerhoogste, het goddelijke. Ik tegen de rest van de we-
reld...

Naarmate mijn verslaving steeds dieper en verder evolueerde,


veranderde dat euforische gevoel in apathie. De 'rest van de wereld'
interesseerde mij gewoonweg niet langer. Ik had er ook geen tijd of
zin meer voor: 'het' slorpte alle energie, die ik nog over had, op. Een
hardnekkig, misschien zelfs dodelijk, virus had zich in mijn
breinprocessor genesteld en richtte daar onnoemelijke schade aan.
Ik was het weerloze slachtoffer van een totale
'levens-systeemcrash'. Ik had maar één doel meer over. Als een
levende dode reed ik door het huis, door het hele leven, altijd op
zoek naar dat ene. Altijd wachtend op het ogenblik van de verlossing,
de bevrijding van dat steeds knagende gevoel. Ik was een spookver-
schijning geworden. Bleek, starend met waterige, doorschijnende
blik. Ik kwam amper nog buiten. Ik las niks, ik luisterde niet meer

97
naar mijn lievelingsmuziek. Ik kon het geduld en de concentratie niet
meer opbrengen om een spelletje computer-backgammon te spelen.
Mijn trouwe tekstverwerker stond ongebruikt achtergelaten op mijn
tafel: ik tikte geen letter meer op het scherm. Al mijn favoriete
bezigheden die mij altijd zo een plezier geschonken hadden, konden
barsten. Ze zegden mij hoegenaamd niets meer. Ik was een zombie...

Maar, gelukkig, besef ik het nu ook. Ik onderken eindelijk mijn


verschrikkelijk probleem. Ik heb het jarenlang laten woekeren als
een giftige schimmel; mijn eens zo stevige fundamenten laten
ondermijnen totdat een klein kortsluitinkje voldoende geweest zou
zijn om het hele boeltje te laten imploderen tot een zielig hoopje
niks. Maar zover heb ik het niet laten komen. Ik heb nu het punt
bereikt dat ik weet dat ik verslaafd ben en dat ik bereid ben er iets
aan te doen, voor het helemaal te laat is. Het genezingsproces, het
afkicken, kan beginnen. Eindelijk zal ik mijn leven terugwinnen en zal
ik opnieuw kunnen genieten... zonder de verdoving, de valse hulp van
'Het Veelkleurige Beest'! 'Cold turkey', van vandaag op morgen, zal
het niet kunnen. Het zal tijd in beslag nemen, maar ik word terug
'clean'...

Nu moet u mij verontschuldigen, want ik moet absoluut Tv-kijken.


Het is al te lang geleden... Ik moet...

98
99
26. Mijn Eigen Bedrijf

In 1986 werd ik tot leven gewekt nadat er, na ‘De Grote Klap’, op
het eerste zicht nog weinig kansen op waren. Een legertje artsen en
verpleegkundigen weigerden zich echter bij de toestand neer te
leggen en verrichtten een mirakeltje. Plots begon ik met de
oogleden te knipperen. Het waren op dat ogenblik zowat de enige
lichaamsdelen waar beweging in zat. Maar leven doet hopen...
Op 15 april 1997 heb ik mijn verjaardag gevierd. Ik ben 11 jaar
geworden.

Gelukkig heb ik mijn opvoeding en opleiding reeds achter de rug.


Een vijftal jaar is ruim voldoende om tot een bepaalde graad van
aangepaste ontwikkeling te komen. De ‘Homo Sapiens Rolstoelus’
leert vlug. Een aantal maanden kleuterschool om enkele broodnodige
basisbehoeften aan te leren: spreken, eten en rechtop zitten (lopen
kunnen wij overslaan); dan een paar jaar basisschool om algemene
levenskennis op te doen en tenslotte een beetje humaniora ter
oriëntatie en integratie in de ‘stappende-mensenwereld’. Je kunt
ook nog verder studeren en specialiseren, maar dat is optioneel.

Ik ben dus nu zo een zestal jaar een afgestudeerde rolstoeler. In


de apejaren na mijn studies ben ik een tijdje werkloos geweest (wie
niet?) en lanterfantte ik wat in het rond, maar sedert een aantal
jaar heb ik een regelmatige en lonende bezigheid. Een vaste baan!
Afgedankt worden of afvloeien kan ik niet, want ik ben zelfstandige!
Ik heb glijdende en rollende uren, bepaal zelf mijn werkritme.

Sommige mensen vragen me soms hoe ik het doe. Ze begrijpen het


succes niet van mijn onderneming. Het gaat er bij hen niet in dat
een rolstoelkundige zo een enthousiasme kan opbrengen voor z’n

100
werk. Onlangs verbaasde iemand er zich zelfs openlijk over dat ik
niet aan de pillen zat! Iemand in die positie kan toch onmogelijk al
die stress aan, zag ik hem denken. Het is natuurlijk moeilijk uit te
leggen aan leken zonder in clichés te vervallen: “Je leert ermee
leven”, “Je raakt eraan gewend”, enzovoort, maar eigenlijk komt het
daar toch op neer. Je moet je werk gewoonweg graag doen!
“Vreugd’ scheppen in den arbeid.”

Natuurlijk gaat er wel ‘s iets mis, een project dat niet helemaal rolt
zoals het zou moeten rollen. Maar dan komt het er enkel op aan de
zaken heel rationeel te bekijken, je tekortkomingen onder ogen te
zien en, in overleg met je medewerkers en andere experts, een
nieuwe planning te maken. Dat is het geheim van een gezond
bedrijf. Zonder die analyse laat je de boel de boel en ga je
onherroepelijk failliet. Heropstartpremies en andere
reddingsacties vanuit de gemeenschap kunnen je dan nog wel een
korte periode draaiende houden maar, vroeg of laat, blijft je toch
geen andere keuze dan de zaak op te doeken.

Er zijn er ook die, in geval van tegenslag, trachten te ontsnappen.


Ze halen hun rekeningen leeg en verdwijnen met de noorderzon naar
een of ander verafgelegen paradijsje. Maar, hoe mooi en rustig het
daar ook mag zijn, ook daar ontlopen ze hun uitleveringsbevel niet.
De fiscus van de realiteit vergeet geen openstaande rekeningen.

De eerste sleutel tot welslagen is natuurlijk dat je jezelf moet


omringen met goede adviseurs. Zelf doe ik daarvoor al 10 jaar
(inderdaad, zelfs gedurende mijn opleiding al) beroep op een zeer
efficiënte firma, barstensvol topexperts. Ze zijn goedkoop en
leveren kwalitatief hoogstaand werk. Onze jarenlange
samenwerking heeft al heel wat successen opgeleverd en ik durf

101
eerlijk toe te geven dat ik zonder hen niet zou zitten waar ik nu
vandaag zit! Dankzij hen heb ik de kans gekregen projecten te
ondernemen - en, om even heel onbescheiden te zijn, tot een
winstgevend resultaat te brengen - die ik anders nooit zou durven
ondernemen hebben. Zij hebben, onder de competente leiding van
hun manager, mij de inzichten gegeven die ik nodig had.

Ik wil hier hoegenaamd niet beweren dat het zonder ‘zelf-hulp van
derden’ een onbegonnen zaak is, elke roller rijdt tenslotte zoals hij
gewield is, maar alle beginnende rolstoelkundigen hebben tips en
raad nodig bij het opstarten van hun eigen bedrijf. en, neem het
aan van een ervaringsdeskundige, ‘they’re simply the best! ‘. Indien
je interesse hebt: PIEKERNIE is de naam.

102
103
Nawoord

Vóór u dit boekje dichtklapt en het 1. een bevoorrechte plaats


geeft in uw boekenkast en het blijft koesteren voor de rest van
uw leven
2. de prullenbak in keilt (schrappen wat niet past, afhankelijk van
uw waardering) had ik u graag nog even op de hoogte gebracht van
de manier waarop het tot stand gebracht is.

Deze bundel omspant niet mijn complete oeuvre. In de loop der


jaren heb ik ettelijke stukjes neergeklavierd over barbecues,
kaas- en wijnavonden, dagreisjes en dergelijke, maar al die
activiteitenverslagen hebben de selectie niet overleefd omdat ze
te ‘verenigingsgericht’ zijn. Evenals verscheidene columns, die
door de mand gevallen zijn wegens doodgewoon niet goed genoeg.
Ook de oorspronkelijke versie en tevens eerste aanzet tot de
roman “REÜNIE” is hier niet in opgenomen.

Maar de samenstelling van deze bloemlezing was voor mij wél een
verfrissende duik in mijn verleden als rolstoeler. Mijn oog viel op
lang vergeten verhalen over lang vergeten onderwerpen. Ik
herontdekte passages waarvan ik niet eens meer wist dat ik ze
ooit geschreven had. De situaties in de ludieke interviews,
geschreven onder het pseudoniem Jules Vandemariaane (wiens
echte identiteit een jarenlang goed bewaard geheim binnen de
redactie van “ ’t Piekernietje “ was) zijn ook verrassend up-to-
date gebleven.
De problematiek (toegankelijkheid, aanpassingen, integratie,
enzovoort) van alle stukjes blijft dus, jammer genoeg misschien,
actueel. Maar, denk eraan: "leven doet hopen..."

104
Christ Braet

105

S-ar putea să vă placă și