Documente Academic
Documente Profesional
Documente Cultură
Je communiceert met elkaar als een soort ruil. Het is een vrije keuze die je
maakt en als de ruil je niet genoeg winst meer oplevert, stap je eruit. (Vb.
in een relatie wordt er ruzie gemaakt om wat je niet genoeg kreeg, bij te
eisen. Krijg je dat toch niet, stap je uit de relatie.)
Ook communicatie in groepen leidt tot een zelfbeeld. Dit doen ze door in
te schatten welke mogelijkheden ze hebben en bij wie ze terecht kunnen
voor hulp. Als je weet wat je wil, behoort dit tot wie je bent. Wat je wil en
wie je bent, is vaak ook bepaald en afhankelijk van een systeem van
waarden en normen die in je groep leeft.
(Vb. om bij uit te werken: De Joden: Ze hebben een sterk leger en kunnen
ter hulp gaan bij de internationale gemeenschap. Ze streven naar het
herstellen van de Israëlische grenzen. Ze willen dit omdat het zo door hun
geloof beloofd werd.)
Afhankelijk van:
– Aantal deelnemers/actoren aan het communicatiegebeuren.
– De kenmerken van het communicatieproces.
3.2.1 Beperkingen
- Afstand: Je kan natuurlijk niet verder geraken dan je stem je toelaat. Ook
als je gebaren gebruikt, is het voor de hand liggend dat je ze niet van op
een grote afstand nog kan waarnemen.
Deze twee soorten vervorming gaan meestal hand in hand. Wanneer dit
optreedt is het voor de ander al makkelijker om je boodschap anders te
interpreteren. Daarom zien we (gemedieerde) communicatie eerder als
een transformatiemodel, omdat de boodschap aangepast en
geïnterpreteerd kan worden.
3.3 Massacommunicatie
3.3.1 Afbakening
!! Massamedia wordt niet bepaald door het aantal ontvangers, maar door
de mogelijkheid op een groot aantal ontvangers. Dit wordt mee bepaald
door het soort zender, het soort medium en het type van de boodschap.!!
Er zijn 2 denkpolen:
1. Transport -Transmissie:
De overdracht staat centraal! Wat overgedragen wordt is de
mediaboodschap die informatie bevat. Achter deze visie staan
vooral managers en technici omdat ze effectief en efficiënt
communiceren belangrijk achten. Ze hebben geen aandacht voor
geladen woorden en emoties.
2. Cultureel Ritueel:
De omgang en relatie tussen de zender en ontvanger staat centraal!
Hoe mensen omgaan met de boodschap is belangrijk, alsook het
besef dat ze geladen zijn met emoties, waarden en normen die soms
proberen om te motiveren of te overtuigen. Vb. Dutroux-affaire: de
media gaf heel veel informatie, maar die berichten waren ook
uitingen van onze collectieve beleving van ongeloof en afschuw.
McLuhan: Pers die als 1ste heeft gezegd: ‘The medium is the
message’ Hij is de goeroe vd communicatie!
Ruis Feedback
4.2.2 Ruis of noise
- Fysieke ruis: Komt van buitenaf -> Externe ruis. (Bv. Gezoem van
arico, geraas van
voorbijrijdende auto’s) Oplossing: bv. Tv weggooien of uitschakelen,
kraan die lekt ->
mentaal uitschakelen.
• Afleiding
• Een andere code
• Een ander referentiekader
• Het verkeerde deel van de boodschap wordt benadrukt
4.2.4 Feedback
Feedforwardfunctie = Een reactie kondigt iets aan: Vb. “Je zult boos zijn,
maar …” of ontkracht de boodschap: Vb. “Je zult denken dat ik emotioneel
reageer, maar …”
Nieuwe media is een oude term want de nieuwe media zijn niet exclusief
van de laatste tijd! Vandaag beschikt nieuwe media over volgende
kenmerken:
Voorwaarden voor een goed gebruik van nieuwe media: (kenmerken van
gebruiker)
Door het ontstaan van internet werd het voor vele persmedia en
audiovisuele media mogelijk om hun producten digitaal aan te
leveren. Zo kan je op internet artikels uit de krant herlezen,
online naar de radio luisteren, rubrieken uit tv programma’s
oproepen, … Dit leidt tot wat we convergentie van de media
noemen. Verschillende informatiekanalen en media vloeien in
elkaar over.
1.1.4 De interactiviteit
Pas als de kracht van het nieuw medium groot genoeg is, wordt het
geleidelijk aanvaard. Die kracht wordt groot genoeg als het medium
zich heeft leren onderscheiden van de bestaande en vertrouwde media.
Vb. met de gsm kan je niet alleen overal telefoneren, je kan ook foto’s
nemen en versturen, je e-mails lezen, chatten, …
1.1Tekens en betekenis
Tekenleer = semiotiek is de studie van de tekens en tekensystemen.
Een teken is iets dat voor iemand naar iets anders verwijst. Dit kan
natuurlijk voor iedereen verschillen want vaak geef je zelf betekenis
aan tekens.
1.1.1 Betekeniselementen
HB p. 126 schema!
1.1.1 De beïnvloedingsstroom
Argumenteren kan op 3 manieren:
– Op basis van autoriteit: Vb. een wetenschappelijke onderzoek, …
– Op basis van voorbeelden: Vb. iemand kennen die…
– Op basis van sociale regels en tradities: Vb. “dat doe je niet..”
Samenvatting in schema:
3.1 Intentiefuncties
= Welk effect wil de zender bij de ontvanger realiseren?
Drie primaire intentiefuncties (= mogelijke redenen wrm een
zender een bepaalde boodschap zou zenden) vn
massacommunicatie:
Zie schema:
3.2 Gevolgfuncties
= op welke manier reageren de ontvangers op de boodschap?
Wright (1959):
– Berichtgeving of nieuws
– Opinievorming en commentaar
– Cultuuroverdracht en educatie
– Amusement en ontspanning
Aanvulling mediafuncties:
Amuseren: Informeren en Socialiseren: culturele
afwisseling & interpreteren van info waarden en normen
ontspanning overdragen en
gedragcodes aanreiken
Deze invalshoek beweert dat de populaire cultuur helemaal niet slecht is!
Ze geloven dat de kijkers wel zelf macht hebben en niet passief zijn! Want
ze hebben de mogelijkheid om te kiezen naar wat te kijken, anders zappen
ze weg!
Fiske geeft ‘wie wij zijn’ als verklaring voor onze mediavoorkeuren.
Volgens hem is ‘wie wij zijn’ een gevolg voor onze mediavoorkeuren.
-Vanaf jaren ’90: Een mengeling van hoge en lage cultuur: Vb. Helmut
Lotti goes classic. Er ontstond nu weer een vrees voor de opslokking van
de hoge cultuur door de lage cultuur.
-Nu: elke cultuurvorm heeft zijn eigenheid en de twee vormen staan
evenwaardig naast elkaar. Toch vermengen ze zich soms met elkaar:
theater en musea vallen soms in de 2 categorieën.
– De woordentaal
– De beeldentaal
– De objectentaal
– De lichaamstaal
1.1Lichaamstaal: aangeboren of aangeleerd?
° Sociale visie: Alle lichaamstaal is het gevolg van emoties die te maken
hebben met andere mensen en de omgeving.
1.1Wat is lichaamstaal?
Mehrabian ontdekte dat lichaamstaal 3 klassen van gevoelens
uitdrukt:
– Responsiveness: Hoe reageren anderen op jou? Negeren? Of
erkennen?
– Dominance: Hoe stel jij de op tegenover de ander? Een
dominante houding? Of afhankelijk van de ander?
– Immediacy: Welke afstand neem je aan tegenover de ander?
Toenadering en dus genegenheid? Of grote afstand en dus
afkeer?
Een beschaving gelooft dat er maar één is zoals zij en dat zij
superieur is aan de anderen.
In de geschiedenis werden zwakke samenlevingen door machtige
samenlevingen overheerst, vaak door militaire, economische of
politieke macht, maar ook door communicatie!
2.3.1 Sarbaugh
– Coderingssystemen: om met mensen van een andere cultuur te
praten, moet je al hun taalcodes en ook de non-verbale gebruiken
kennen.
– Normen & waarden: het verschil van waarden en normen, zorgt
vaak voor een groot verschil tussen culturen. Als je de waarden
en normen van een ander niet kent, vergroot je de heterogeniteit
onderling.
– Gedrag en rolpatronen: Dit geeft een verwachting weer van het
gedrag in een bepaalde situatie. Als de mensen de verschillen in
rolgedrag niet kennen, is de heterogeniteit het grootst.
– Wereldvisie: Culturen verschillen hard van elkaar in wat ze zien
als het doel en de aard van het leven en hoe hun relatie is met de
kosmos. Sommigen geloven in vooruitgang en ontwikkeling
terwijl anderen zich aan het traditionele vasthouden.
– De relatie tussen de deelnemers: Relaties bepalen het
vertrouwen in elkaar en dat heeft tot gevolg of je al dan niet de
relatie wil behouden. Dit hangt af of die gevoelens positief of
negatief zijn, of je denkt dat je iets met de ander kan delen en of
je gelijk staat in de relatie. Deze drie aspecten gaan vaak
gepaard met etnische en racistische vooroordelen waardoor een
dus geen of een slechte relatie ontstaat tussen groepen en
mensen.
– De waargenomen bedoeling: Mensen zeggen niet makkelijk wat
ze willen, je leid het af van hun gedrag. Naarmate de
heterogeniteit groter is, wordt het moeilijker om het gedrag te
beoordelen, laat staan dat je het al begrijpt.